Vrij verkeer van personen met Zwitserland gaat niet over immigratie in de EU
Nieuwsbericht | 28-02-2014
Het gaat om het arrest van 27 februari 2014 van het EU-Hof in de zaak C-656/11, Verenigd Koninkrijk tegen de Raad.
Het VK had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad om in te stemmen met de toepassing van verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de bijbehorende uitvoeringsverordening 987/2009 in de betrekkingen met Zwitserland.
Het VK betoogde dat het besluit had moeten worden gebaseerd op artikel 79, lid 2, onder b, van het EU-Werkingsverdrag, dat bepalingen bevat over de behandeling van onderdanen van derde landen binnen de EU. Als die rechtsgrond was gebruikt, hadden het VK en Ierland op grond van Protocol nr. 21 bij het Verdrag van Lissabon het recht om daaraan niet mee te doen. Het VK was vooral ervoor beducht dat door de toepassing van verordening 883/2004 Zwitserse onderdanen zonder werk zich zouden kunnen vestigen in het VK.
Volgens het EU-Hof gaat het hier slechts om een ondergeschikt element van verordening 883/2004, en bestond onder de voorganger van deze verordening deze situatie ook al gedeeltelijk. Het gaat hier niet om immigratiebeleid, maar om een uitbreiding van EU-regels naar Zwitserland. Daarom moest de rechtsgrondslag worden gebruikt die binnen de EU voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels moet worden gebruikt, te weten artikel 48 van het EU-Werkingsverdrag.
Het EU-Hof trekt hier de lijn door die het heeft ingezet met het arrest van 26 september 2013, Verenigd Koninkrijk/Raad (zaak C‑431/11). Daarin was een soortgelijk geschil aan de orde over de toepassing van verordening 883/2004 in de Europese Economische Ruimte.