Solidariteitsclausule

Solidariteitsclausule

Op deze pagina:

Inleiding

Artikel 222 van het EU-Werkingsverdrag heeft betrekking op de zogenoemde solidariteitsclausule, die inhoudt dat de EU en de lidstaten gezamenlijk optreden indien een EU-lidstaat wordt getroffen door een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp.

De toepassing door de EU van deze solidariteitsclausule is geregeld bij Besluit 2014/415/EU. Het besluit heeft tot doel de samenhang tussen en de complementariteit van het optreden van de EU en dat van de EU-lidstaten te waarborgen. In het besluit zijn het geografische toepassingsgebied, het activeringsmechanisme en het responsmechanisme op EU-niveau vastgelegd. Op deze drie onderdelen wordt in dit ECER-dossier ingegaan.

Naar boven

Geografisch toepassingsgebied

De solidariteitsclausule is van toepassing op rampen en terroristische aanslagen op het EU-grondgebied, ongeacht of de oorsprong van de crisis binnen of buiten het grondgebied van de EU ligt. Onder het grondgebied valt het landgebied, de binnenwateren, de territoriale wateren en het luchtruim. De solidariteitsclausule is ook van toepassing wanneer infrastructuur (zoals offshore olie- en gasinstallaties) in de territoriale wateren, de exclusieve economische zone of het continentaal plat van een EU-lidstaat getroffen wordt (artikel 2, lid 1, Besluit 2014/415/EU)

Naar boven

Activeringsmechanisme

De EU mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden optreden en enkel op verzoek van de politieke autoriteiten van een EU-lidstaat die constateert dat de eigen capaciteit onvoldoende is om een terroristische aanslag of ramp aan te pakken (artikel 4, lid 1, Besluit 2014/415/EU). Een EU-lidstaat die de solidariteitsclausule inroept, dient zijn verzoek te richten tot het voorzitterschap van de Raad. De inroeping wordt eveneens, via het European Response Coordination Center (ERCC), gericht aan de Europese Commissie (artikel 4, lid 2, Besluit 2014/415/EU).

Zodra de solidariteitsclausule is ingeroepen, kan het voorzitterschap van de Raad besluiten om het crisiscoördinatiemchanisme te activeren. Dit mechanisme wordt de Geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (Integrated Political Crisis Reponse (IPCR)) genoemd (artikel 5, lid 1, Besluit 2014/415/EU). Het secretariaat-generaal van de Raad, de Commissie en de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) ondersteunen de werking van het crisiscoördinatiemechanisme (artikel 5, lid 4, tweede volzin, Besluit 2014/415/EU). 

Naar boven

De IPCR

In Uitvoeringsbesluit 2018/1993 van de Raad zijn nadere voorschriften met betrekking tot de IPCR neergelegd. In het uitvoeringsbesluit is vastgelegd dat het voorzitterschap van de Raad, na activering van de IPCR, kan kiezen tussen de modus informatiedelen of de modus volledige activering (artikel 2, lid 1, Uitvoeringsbesluit 2018/1993). In de modus informatiedelen worden analytische verslagen opgesteld om beter inzicht te krijgen in de situatie. In de modus volledige activering worden responsmaatregelen voorbereid. De modus volledige activering volgt vaak op de modus informatiedelen. De IPCR is in het laatste decennia een aantal keren geactiveerd:

  • sinds november 2015 is het IPCR in modus volledige activering geactiveerd vanwege de migratiecrisis;
  • tussen maart 2020 en mei 2023 was de IPCR in modus volledige activering geactiveerd in verband met de coronacrisis;
  • tussen februari en mei 2023 was de IPCR in modus volledige activering geactiveerd vanwege de aardbeving in Turkije en Syrië;
  • sinds februari 2022 is de IPCR in modus volledige activering geactiveerd in verband met de Russische invasie in Oekraïne;
  • sinds oktober 2023 is de IPCR in modus volledige activering geactiveerd voor de situatie in het Midden-Oosten (Israël/Palestina)

Naar boven

Responsmechanisme

Door middel van de IPCR zorgt de Raad voor politieke en strategische sturing van de EU-respons op de inroeping van de solidariteitsclausule. De Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) inventariseren alle EU-instrumenten die kunnen worden gebruikt om de crisis het hoofd te bieden. Daarnaast moeten de Commissie en de HV nagaan welke instrumenten en middelen kunnen worden ingezet die onder de bevoegdheid van de EU-agentschappen (zoals Frontex en Europol) vallen, en dienen zij voorstellen in voor de inzet van die instrumenten (artikel 5, lid 2, onder a en c, Besluit 2014/415/EU). 

Vervolgens gaan de Commissie en de HV in nauw overleg met de betrokken EU-lidstaat na of de bestaande initiatieven voldoende zijn of dat extra steun noodzakelijk is. Waar nodig dienen de Commissie en de HV voorstellen in bij de Raad voor besluiten inzake uitzonderlijke maatregelen van de lidstaten die niet onder bestaande EU-instrumenten vallen (artikel 5, lid 2, onder d en artikel 5, lid 3, onder a en c, Besluit 2014/415/EU). 

Op grond van artikel 222 van het EU-Werkingsverdrag hebben EU-lidstaten aldus een solidariteitsverplichting jegens een EU-lidstaat die de solidariteitsclausule heeft ingeroepen. Die bepaling doet geen afbreuk aan het recht van een EU-lidstaat om de geschikste middelen te kiezen om aan zijn solidariteitsverplichting te voldoen (zie Verklaring 37 betreffende artikel 222 van het EU-Werkingsverdrag, zoals gehecht aan de slotakte van de Intergouvernementele conferentie die het Verdrag van Lissabon heeft aangenomen). In die zin is de solidariteitsverplichting vergelijkbaar met de verplichtingen die voor de EU-lidstaten gelden in het kader van de clausule inzake wederzijdse verdediging (zie het ECER-dossier over deze clausule). In beide gevallen is er ruimte voor de EU-lidstaten om te bepalen welke middelen zij willen inzetten om te voldoen aan hun EU-rechtelijke verplichtingen. 

Naar boven

Meer informatie

  • Pagina van de Raad van de Europese Unie over de IPCR
  • Publicatie van het Secretariaat-Generaal van de Europese Unie over de IPCR

Naar boven

 

Laatst bijgewerkt op: 15-11-2023