In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking
In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking als douanerechten zijn tussen de lidstaten verboden (artikel 30 EU-Werkingsverdrag (oud artikel 25 VEG)). Hierop zijn geen uitzonderingen. Douanerechten zijn inmiddels afgeschaft, maar de heffingen van gelijke werking kunnen nog problemen geven.
Volgens vaste rechtspraak vormt elke eenzijdig opgelegde geldelijke last, ongeacht de benaming of de structuur ervan, die wegens grensoverschrijding over goederen wordt geheven en geen douanerecht is, een heffing van gelijke werking (zie bijvoorbeeld C-90/94, Haahr Petroleum). Het goederenverkeer wordt door zo'n heffing belemmerd. De vorm en benaming van de heffing doen niet ter zake (zie bijvoorbeeld 2/69, Sociaal Fonds). Als een heffing onderdeel uitmaakt van een algemeen stelsel van binnenlandse belastingen waardoor nationale en in- of uitgevoerde producten volgens dezelfde criteria stelselmatig worden getroffen is er geen sprake van een heffing van gelijke werking (zie bijvoorbeeld arrest C-441/98 Michaïlidis).
Binnenlandse belastingen met onderscheid
Naast bovenstaand verbod op douanerechten en heffingen van gelijke werking bestaat er op grond van artikel 110 EU-Werkingsverdrag ook een fiscaal discriminatieverbod. Artikel 110 EU-Werkingsverdrag bestaat uit twee delen.
In de eerste plaats verbiedt het de lidstaten hogere binnenlandse belastingen te heffen op producten uit andere lidstaten dan die welke op gelijksoortige nationale producten worden geheven. 'Gelijksoortige producten' zijn die producten die vanuit het perspectief van de consument in dezelfde behoefte voorzien en die gelijksoortige objectieve kenmerken hebben.
In de tweede plaats verbiedt artikel 110 EU-Werkingsverdrag de lidstaten zodanige binnenlandse belastingen te heffen, dat daardoor andere (concurrerende) producties zijdelings worden beschermd. Ondanks dat goederen niet gelijksoortig zijn, kunnen zij elkaar concurrentie aandoen, waardoor een hoge belasting op het ene goed het andere kan beschermen (168/78, Commissie - Frankrijk). Zo is bijvoorbeeld goedkope wijn volgens het Hof gelijksoortig aan bier (170/78, Commissie - VK).
Als het gaat om belastingen dient dus eerst gekeken te worden of het gaat om gelijksoortige of concurrende producten. Als het gelijksoortige producten betreft, dan is de eerste alinea van artikel 110 EU-Werkingsverdrag van toepassing. Gaat het daarentegen om andersoortige producten, dan dient aan de tweede alinea van dit artikel getoetst te worden. Als vaststaat om welke soort producten het gaat, moet vervolgens worden vastgesteld of de geheven belasting wel of niet een discriminatoir karakter heeft.
Heffing of belasting?
De artikelen 30 en 110 kunnen niet cumulatief van toepassing zijn: een financiële last wordt niet gekwalificeerd als heffing van gelijke werking wanneer hij behoort tot een algemeen stelsel van binnenlandse belastingen waardoor categorieën producten stelselmatig worden getroffen volgens objectieve, onafhankelijk van de oorsprong van de producten toegepaste criteria, in welk geval hij binnen de werkingssfeer van artikel 110 van het EU-Werkingsverdrag valt (zie bijvoorbeeld C-213/96, Otokumpu Oy). Bovendien is, indien een fiscale regeling onder de toepassing van artikel 110- EU-Werkingsverdrag valt, ook artikel 34 EU-Werkingsverdrag niet van toepassing (C-134/07, Kawala).
Of een financiële last als heffing of als belasting gekwalificeerd wordt, heeft een groot gevolg. Op grond van artikel 30 EU-Werkingsverdrag is elke belemmering verboden. Dus ook een heffing die niet discriminatoir is, is niet toegestaan. Bij artikel 110 EU-Werkingsverdrag staat niet een belemmeringenverbod maar juist een discriminatieverbod centraal. Met andere woorden, een belastingheffing is toegestaan mits er geen onderscheid wordt gemaakt naar buitenlandse en nationale producten.