In EG-regelgeving (verordeningen, richtlijnen en besluiten) worden uitvoerende bevoegdheden in beginsel aan de Europese Commissie gedelegeerd. De Commissie krijgt dus de bevoegdheid om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen.
Het begrip uitvoering wordt zo ruim geïnterpreteerd dat uitvoeringsmaatregelen in bepaalde gevallen het basisbesluit ter uitvoering waarvan zij dienen, kunnen wijzigen. In die gevallen spreekt men over quasi-wetgeving of quasi-legislatieve uitvoeringsmaatregelen. Het Hof van Justitie laat dat uitdrukkelijk toe. Het EP is van mening dat daarmee in bepaalde gevallen zijn wetgevende rol wordt ondergraven. Op het moment dat een richtlijn die volgens de medebeslissingsprocedure tot stand is gekomen, dat wil zeggen een richtlijn van de Raad én het EP, kan worden gewijzigd door een uitvoeringsmaatregel van de Europese Commissie, wordt het EP immers buiten spel gezet. In tegenstelling tot bij de medebeslissingsprocedure is de invloed van het Europees Parlement bij de comitologieprocedure zeer beperkt.
Om aan deze bezwaren tegemoet te komen heeft de Europese Commissie besloten een voorstel tot wijziging van het Comitologiebesluit te doen. De onderhandelingen daarover vinden plaats in de groep "Friends of the Presidency (FoP) on Comitology". De Nederlandse vertegenwoordiger in dit overleg wordt geïnstrueerd door de leden van het Nederlands instructieoverleg. Dit overleg, voorgezeten door het ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft de ICER verzocht om een quick scan van de Nederlandse kaderinstructie voor de wijziging van het Comitologiebesluit. Reeds in 2003 bracht de ICER advies uit over een eerder Commissievoorstel tot wijziging van het Comitologiebesluit. De kaderinstructie is gebaseerd op dit eerdere advies. Naast het verzoek om een toetsing van de kaderinstructie heeft het instructieoverleg enkele aanvullende vragen gesteld over de voorgenomen wijziging van het Comitologiebesluit.