EU kan aansprakelijk zijn voor optreden van EU-instellingen binnen het Europees Stabiliteitsmechanisme

Contentverzamelaar

EU kan aansprakelijk zijn voor optreden van EU-instellingen binnen het Europees Stabiliteitsmechanisme

Handelen of nalaten van EU-instellingen in het kader van het Europees Stabiliteitsmechanisme kan leiden tot aansprakelijkheid van de Unie wanneer de handelingen van de EU-instellingen binnen het ESM niet verenigbaar zijn met het EU-recht. EU instellingen blijven in het kader van het ESM – dus buiten het rechtskader van de Unie – altijd gebonden aan het EU recht, met inbegrip van het EU-Handvest van de Grondrechten. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een procedure van een aantal Cypriotische bankrekeninghouders.

Het gaat om het arrest van de Grote Kamer van het EU-Hof van 20 september 2016 in de gevoegde zaken C‑8/15 P tot en met C‑10/15 P, Ledra Advertising Ltd en anderen tegen de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank. Het betreft een hoger beroep tegen beschikkingen van het Gerecht, waarin de vorderingen gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond werden verklaard (beschikkingen van het Gerecht van 10 november 2014 (o.a. T‑289/13, EU:T:2014:981)).

Ledra Advertising Ltd en een aantal andere Cypriotische rekeninghouders verwijten de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) dat zij in het kader van de bankencrisis op Cyprus meegewerkt hebben aan een Memorandum van Overeenstemming (MvO) tussen het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en Cyprus. Door het MvO zouden zij een deel van hun tegoeden bij de Bank van Cyprus kwijt zijn geraakt.

Het ESM is ingesteld bij een verdrag tussen de EU-lidstaten die deelnemen aan de euro en maakt formeel geen deel uit van het Unierecht. Belangrijke besluiten worden genomen door de Raad van Gouverneurs van het ESM. De Commissie en de ECB zijn geen lid, maar waarnemer. Wel is de Commissie op grond van artikel 13, lid 4 ESM-Verdrag belast met de ondertekening van MvO’s namens het ESM. Artikel 13, lid 3 eist dat MvO’s volledig consistent zijn met de maatregelen tot coördinatie van het economische beleid waarin het EU-Werkingsverdrag voorziet, in het bijzonder met alle rechtsbesluiten van de Europese Unie, met inbegrip van adviezen, waarschuwingen, aanbevelingen of besluiten die tot het betrokken ESM-lid worden gericht.

De Cypriotische rekeninghouders verzoeken het EU-Hof om nietigverklaring van onderdelen van het MvO met Cyprus. Het MvO is een handeling van het ESM en valt als zodanig buiten het kader van de EU-verdragen, maar valt volgens de rekeninghouders toe te rekenen aan de Commissie en de ECB. Het EU-Hof gaat hier niet in mee: het MvO kan niet aan de Commissie en de ECB toegerekend worden, ook al hebben deze instellingen op grond van het ESM verdrag deelgenomen aan de procedure die heeft geleid tot ondertekening.

Het EU-Hof is van oordeel dat de Commissie en de ECB niet zijn opgetreden in het kader van de EU-verdragen. Het MvO is weliswaar mede ondertekend door de Commissie, maar het is een handeling van het ESM en niet van de EU.

De Cypriotische rekeninghouders hadden echter ook verzocht om schadevergoeding voor de schade die zij geleden hebben doordat de Commissie heeft nagelaten ervoor te zorgen dat het MvO verenigbaar is met het Unierecht. Zij stelden dat hun recht op eigendom, zoals beschermd door artikel 17 van het EU-Handvest van de Grondrechten, was geschonden.

En op dit punt doet het EU-Hof een belangwekkende uitspraak, waarbij het afwijkt van het EU-Gerecht en de conclusie van advocaat-generaal Wahl. Het Hof oordeelt namelijk dat bovenstaande vaststelling (het MvO kan niet aan de Commissie en ECB worden toegerekend) niet in de weg staat aan een mogelijke conclusie dat de Commissie en ECB onrechtmatige gedragingen worden verweten die verband houden met de aanneming van het MvO (punt 55 van het arrest). De Commissie moet zowel op basis van artikel 17, lid 1 van het EU-Verdrag als artikel 13, lid 2 van het ESM-Verdrag toezien op verenigbaarheid van het MvO met het EU recht, en schending van die plicht kan in beginsel leiden tot aansprakelijkheid.

Echter, in dit geval is geen sprake van aansprakelijkheid van de Unie. Dat heeft vooral te maken met de moeilijkheid om te voldoen aan de voorwaarden van aansprakelijkheid van de Unie. Er moet dan sprake zijn van een zogenaamde voldoende gekwalificeerde schending, en daarvan is geen sprake. De toets van het Hof bevat opnieuw een belangwekkend punt, namelijk dat de EU instellingen het EU-Handvest ook moeten naleven wanneer zij handelen binnen het kader van het ESM (dus buiten het kader van de Unie). In het onderhavige geval heeft de Commissie dat volgens het Hof ook gedaan: de beperkingen die uit het MvO voortvloeien voor het eigendomsrecht (als gewaarborgd in artikel 17 EU Handvest) zijn gerechtvaardigd in het licht van de doelstelling van algemeen belang van de stabiliteit van het bankwezen van de eurozone in haar geheel, en zijn ook evenredig.

 

Gevolg van deze uitspraak is dus dat de Unie aansprakelijk kan zijn voor schending van het EU-Handvest vanwege handelingen (of nalaten) van de EU instellingen binnen het ESM-kader (dit in tegenstelling tot de lidstaten waarvan het Hof in de eerdere zaak Pringle (C-370/12) heeft geoordeeld dat zij niet aan het Handvest gebonden zijn bij de instelling van het ESM).

 

Meer info: