Op deze pagina:
Artikel 85, lid 1, tweede alinea, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU verordeningen inzake de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust kan vaststellen. De opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit. Daarbij moet deze zware criminaliteit twee of meer EU-lidstaten schaden of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereisen (artikel 85, lid 1, eerste alinea, EU-Werkingsverdrag).
Eurojust werd in 2002 opgericht op grond van Besluit 2002/187/JBZ. Dit besluit werd in 2018 vervangen door Verordening 2018/1727. Het rechtskader van Eurojust moest onder meer worden aangepast vanwege de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM). Het EOM zal bepaalde taken van Eurojust gaan uitvoeren. Tevens is het EOM sterk verbonden aan Eurojust, aangezien artikel 86, lid 1, eerste alinea, EU-Werkingsverdrag vereist dat het EOM op de grondslag van Eurojust moet worden opgericht.
Naar boven
Algemeen
Eurojust ondersteunt en versterkt de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van ernstige criminaliteit. Er bestaat voor Eurojust geen bevoegdheid om zelfstandig een strafvervolging te beginnen. Eurojust oefent zijn taken uit op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten, door Europol, door het Europees Openbaar Ministerie of door het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) uitgevoerde operaties en verstrekte informatie (artikel 2, lid 1, Verordening 2018/1727).
Ernstige criminaliteit
De bevoegdheid van Eurojust strekt zich slechts uit tot de in bijlage I genoemde vormen van ernstige criminaliteit. Het gaat dan onder meer om de terrorismebestrijding en het tegengaan van het witwassen van geld (artikel 3, lid 1, Verordening 2018/1727). Bijzondere aandacht bestaat er voor fraude die de financiële belangen van de EU schaadt. Vanaf het moment dat het Europees Openbaar Ministerie (EOM) zijn taken is gaan uitvoeren, is Eurojust niet langer bevoegd ten aanzien van fraude die de financiële belangen van de EU schaadt. Eurojust blijft echter wel bevoegd indien het gaat om lidstaten die niet deelnemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het EOM of op verzoek van de lidstaten of het EOM zelf. Ook is het mogelijk dat het EOM op bepaalde onderdelen geen bevoegdheid heeft of dat zij besluit haar bevoegdheid niet uit te oefenen. In zulke gevallen blijft Eurojust bevoegd.
Andere strafbare feiten
Artikel 3, lid 3, Verordening 2018/1727 bepaalt dat Eurojust op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat ook bijstand kan verlenen bij andere vormen van criminaliteit dan de vormen die worden genoemd in bijlage I. Tevens is Eurojust ook bevoegd ten aanzien van de strafbare feiten die verband houden met de in bijlage I genoemde strafbare feiten. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het verschaffen van middelen om een strafbaar feit te plegen of strafbare feiten die zijn gepleegd om ernstige strafbare feiten ongestraft te doen blijven (artikel 3, lid 4, Verordening 2018/1727).
Samenwerkingsovereenkomsten met derde landen
Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan Eurojust ook bijstand verlenen aan vervolgingen waarbij een lidstaat en een derde land betrokken zijn. Voorwaarde is wel dat er een samenwerkingsovereenkomst of een afspraak tot samenwerking bestaat (artikel 3, lid 5, Verordening 2018/1727). Eurojust heeft inmiddels met de volgende derde landen een samenwerkingsovereenkomst gesloten: Albanië (2018), Denemarken (2019), Georgië (2019), IJsland (2005), Liechtenstein (2013), Moldavië (2014), Montenegro (2016), Noord-Macedonië (2008), Noorwegen (2005), Oekraïne (2016), Servië (2019), Verenigde Staten (2006) en Zwitserland (2008).
Het soort taken
Artikel 4 van Verordening 2018/1727 geeft een overzicht van de taken die Eurojust binnen haar bevoegdheden kan uitoefenen. Eurojust informeert de lidstaten over de onderzoeken en vervolgingen waarvan het kennis heeft gekregen en die gevolgen (kunnen) hebben op EU-niveau. Daarnaast draagt Eurojust bij aan de optimale coördinatie van vervolgingen en onderzoeken tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Ook verleent Eurojust bijstand om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren, met name op basis van door Europol verrichte analyses.
Naast Europol werkt Eurojust ook veel samen met andere instellingen, organisaties en instanties van de EU. Eurojust dient samen te werken en in overleg te treden met het Europees justitieel netwerk in strafzaken. Ook werkt Eurojust samen met het Europees Openbaar Ministerie (EOM), voor zover het om zaken gaan die binnen de bevoegdheid van het EOM vallen. Artikel 4, lid 1, onder h, Verordening 2018/1727 verwijst expliciet naar de samenwerking met instellingen, organisaties, instanties en agentschappen van de EU op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Eurojust heeft de samenwerking met diverse instellingen, organisaties, instanties en agentschappen verduidelijkt door middel van een Memorandum or Letter of Understanding: het Bureau voor intellectueel eigendom van de EU (EUIPO) (2016), EUNAVFOR MED (2015), eu-LISA (2017), het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (2008), het Europees justitioneel netwerk in strafzaken (2008), het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en drugsverslaving (EWDD) (2014), de Europese Commissie (2012), de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) (2017), Frontex (2013) en het Grondrechtenagentschap van de EU (2014).
De taken van Eurojust zijn uitgebreid op basis van verordening 2022/838. Eurojust mag bewijsmateriaal in verband met genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en aanverwante strafbare feiten verzamelen, bewaren en analyseren. Ook mag Eurojust het bewijsmateriaal uitwisselen of anderszins ter beschikking te stellen aan de bevoegde justitiële autoriteiten, op nationaal en internationaal niveau (Internationaal Strafhof).
Uitvoering van de taken
Ten aanzien van de strafbare feiten waarvoor Eurojust bevoegd is, kan zij de lidstaten verzoeken om vervolging in te stellen ten aanzien van bepaalde feiten. Indien twee lidstaten zich bevoegd achten voor een zaak, kan Eurojust één van de lidstaten verzoeken om zich terug te trekken en de vervolging aan een andere lidstaat overlaten (artikel 4, lid 2, onder a en b, Verordening 2018/1727). Wanneer twee lidstaten het niet eens kunnen worden over wie van hen vervolging moet instellen, kan Eurojust een advies indienen (artikel 4, lid 4, verordening 2018/1727). In beginsel moeten de lidstaten het advies volgen (artikel 4, lid 6, verordening 2018/1727).
Daarnaast kan Eurojust de lidstaten ook verzoeken om gegevens te verstrekken, bepaalde onderzoeksmaatregelen te nemen of overeenkomstig de gemeenschappelijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen. Tevens houdt Eurojust zich bezig met de coördinatie van de samenwerking tussen de lidstaten, kan Eurojust adviezen geven aan Europol en verleent zij ondersteuning bij onder meer de vertaling, de vertolking en de organisatie van coördinatievergaderingen.
De EU-lidstaten zijn in beginsel verplicht om uitvoering te geven aan alle verzoeken en adviezen van Eurojust (artikel 4, lid 6, verordening 2018/1727). Een verzoek kan slechts geweigerd worden als het verzoek wezenlijke nationale veiligheidsbelangen zou schaden of het verzoek het welslagen van een lopend onderzoek of de veiligheid van een persoon in gevaar zou brengen.
De organisatiestructuur van Eurojust bestaat uit de nationale leden, het college, de raad van bestuur en de administratief directeur (artikel 6 van verordening 2018/1727).
Nationale leden
Elke EU-lidstaat kan in beginsel één persoon aanwijzen die hij als nationaal lid detacheert bij Eurojust. Deze nationale leden hebben hun werkplek op het hoofdkantoor van Eurojust in Den Haag. Het nationale lid wordt in beginsel bijgestaan door één adjunct en door één medewerker. Het is echter mogelijk voor een EU-lidstaat om meerdere adjuncten en medewerker bij Eurojust te plaatsen. Het nationale lid en de adjuncten moeten wel aan bepaalde kwalificaties voldoen. Zij moeten namelijk het statuut van een openbaar aanklager, rechter of een vertegenwoordiger van een justitiële autoriteit met gelijkwaardige bevoegdheden als een openbaar aanklager of rechter hebben (artikel 7 van verordening 2018/1727). Zie voor een overzicht van de bevoegdheden van de nationale leden: artikel 8 van verordening 2018/1727.
College van Eurojust
Het College van Eurojust bestaat uit de nationale leden. Wanneer het College vergadert over de beheerstaken van Eurojust maakt ook een vertegenwoordiger van de Europese Commissie deel uit van het College. De vertegenwoordiger van de Europese Commissie is echter niet betrokken bij de operationele taken van Eurojust. Wanneer het om zaken gaat die betrekking hebben op de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie, worden er ook vertegenwoordigers van het Europees Openbaar Ministerie uitgenodigd. De vertegenwoordigers van het EOM hebben geen stemrecht.
Het College kiest met een meerderheid van twee derde van zijn leden een voorzitter en een vice-voorzitter.
Raad van bestuur
De Raad van bestuur is verantwoordelijk voor het nemen van administratieve besluiten om de goede werking van Eurojust te waarborgen. Het is voor de Raad van bestuur niet mogelijk om deel te nemen aan de operationele taken van Eurojust. De Raad van bestuur houdt zich onder meer bezig met de beoordeling van de jaarlijkse begroting van Eurojust en het jaarlijkse verslag over de activiteiten van Eurojust (zie verder artikel 16, lid 3, Verordening 2018/1727).
Administratief directeur
Voor administratieve doeleinden wordt Eurojust geleid door een administratief directeur. De administratief directeur is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van Eurojust en het personeelsbeheer. Daarnaast is de administratief directeur verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten van het College en de Raad van bestuur. Zie voor een overzicht van de taken van de administratief directeur: artikel 18, lid 3, Verordening 2018/1727.
Artikel 85, lid 1, derde alinea, EU-Werkingsverdrag vereist dat bij de vaststelling van verordeningen inzake Eurojust wordt bepaald hoe het Europees Parlement en de nationale parlementen worden betrokken bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust. Artikel 67 van Verordening 2018/1727 geeft voorschriften inzake de betrokkenheid van EU-instellingen en nationale parlementen bij Eurojust.
Eurojust moet onder meer een jaarverslag van haar werkzaamheden bij het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen indienen. Het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen kunnen opmerkingen maken over het jaarverslag. Daarnaast moet de voorzitter van het College van Eurojust elk jaar een interparlementaire commissievergadering van het Europees Parlement en de nationale parlementen bijwonen.
29-07-2024
Eurojust, het EU-agentschap voor strafrechtelijke samenwerking, geeft in het jaarverslag 2023 onder meer weer hoe en welke werkzaamheden in het kader van de EU-strafrechtelijke samenwerking (ook tussen EU-lidstaten) zijn ...
31-05-2022
Een nieuwe EU-verordening breidt het mandaat van Eurojust uit in het licht van de situatie in Oekraïne. Door de aanhoudende militaire agressie is het moeilijk om bewijsmateriaal over oorlogsmisdaden op te slaan en te ...