In de dagelijkse praktijk van het EU-recht rijzen regelmatig vragen over het precieze tijdstip waarop verplichtingen moeten worden nageleefd of rechten kunnen worden ingeroepen. Vanaf welk moment heeft een EU-maatregel gevolgen voor een lidstaat, een burger, een EU-instelling of de EU zelf? Daarnaast is het element tijd van belang voor de vraag hoe de termijn moet worden berekend waarbinnen een verzoek moet worden ingediend bij een instelling van de Unie, of binnen welke termijn een bezwaar of beroep moet worden ingesteld? En, vanaf wanneer heeft een arrest van het EU-Hof gelding?
Dit ECER-dossier behandelt de diverse aspecten van de werking in de tijd van het EU-recht. Die aspecten worden ook wel samengevat met de term "temporele werkingssfeer". Hierna wordt als algemene typering met de term "maatregel" of "handeling" gedoeld op elk type EU-maatregel met rechtsgevolgen. Het gaat dan om verordeningen, richtlijnen, besluiten en aanbevelingen in de zin van artikel 288 EU-Werkingsverdrag.
De EU-instellingen hebben een gezamenlijke handleiding opgesteld voor de manier waarop in wetgevingsteksten rekening moet worden gehouden met tijdsaspecten. In dit ECER-dossier zal uit deze handleiding regelmatig worden geciteerd. Het gaat om de Gemeenschappelijke praktische handleiding voor de opstelling van wetgevingsteksten van de Europese Unie van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (2014) (taalversies: NL, EN, FR). Deze handleiding wordt in dit ECER-dossier aangeduid als 'EU-Handleiding'.
Naar boven