Arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 2009 in zaak C-142/05, Åklagaren tegen Percy Mickelsson en Joakim Roos

Contentverzamelaar

Arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 2009 in zaak C-142/05, Åklagaren tegen Percy Mickelsson en Joakim Roos

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 2009 in zaak C-142/05, Åklagaren tegen Percy Mickelsson en Joakim Roos

Betrokken departementen
V&W, EZ, VROM

Sleutelwoorden
Reikwijdte artikel 28 EG – Gebruiksverbod als maatregel van gelijke werking – Rechtvaardiging i.v.m. algemeen belang (bescherming van het milieu) – toetsing noodzaak en evenredigheid

Beleidsrelevantie
In dit arrest bevestigt het Hof dat een beperking van het kenmerkend gebruik van een goed of wanneer het gebruik van een goed aanzienlijk wordt beperkt, een belemmering van het vrije verkeer kan opleveren (zie recente uitspraak in en ICER-fiche van zaak C-110/05). Het staat lidstaten vrij gebruiksbeperkingen in algemene regels vast te leggen, ook wanneer alternatieve maatregelen denkbaar zijn. De beperking mag niet verder gaan dan nodig is.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Volgens Zweedse nationale regelgeving is het verboden om waterscooters buiten openbare vaarwegen te gebruiken, behalve in watergebieden waarvoor de plaatselijke overheidsinstantie toestemming heeft verleend, om zo het milieu te beschermen. In de praktijk had geen één plaatselijke overheidsinstantie toestemming verleend voor het gebruik van waterscooters, zodat het gebruik van waterscooters enkel op de openbare vaarwegen is toegestaan. De openbare vaarwegen zijn echter bedoeld voor zwaar commerciëel scheepvaartverkeer. De reële mogelijkheden om in Zweden waterscooters te gebruiken, zijn dus slechts marginaal. De regeling beperkt het gebruik van waterscooters aanzienlijk, althans het voor waterscooters kenmerkende gebruik is niet mogelijk. Hierdoor kan het consumentengedrag aanzienlijk worden beïnvloed. Consumenten hebben er immers weinig belang bij om waterscooters te kopen in Zweden. Dit kan er volgens het Hof toe leiden dat de regeling de toegang tot de markt van een lidstaat voor uit andere lidstaten afkomstige waterscooters belemmert. Om die reden vormt deze regeling een verboden maatregel in de zin van artikel 28 EG. Het verbod kan worden gerechtvaardigd op grond van artikel 30 EG of van dwingende vereisten van algemeen belang, zolang de nationale bepaling noodzakelijk en evenredig is aan het beoogde doel. Volgens het Hof is het onbetwist dat een beperking of een verbod van het gebruik van waterscooters middelen zijn die de bescherming van het milieu kunnen waarborgen. Het staat lidstaten vrij voor dit doel algemene regels in te voeren die aansluiten bij de geografische kenmerken van de lidstaat en eenvoudig controleerbaar en handhaafbaar zijn, óók als er alternatieve maatregelen denkbaar zijn. In dit geval zou een algemeen verbod te ver gaan. Een maatregel als de Zweedse regeling kan in beginsel als evenredig worden beschouwd wanneer de nationale autoriteiten verplicht zijn uitvoeringsmaatregelen te nemen om gebieden aan te wijzen waar waterscooters gebruikt mogen worden, de autoriteiten ook daadwerkelijk de verleende bevoegdheid hebben uitgeoefend en wanneer deze uitvoeringsmaatregelen binnen een redelijke termijn na de inwerkingtreding van de maatregel zijn vastgesteld. De Zweedse rechter moet nagaan of aan deze voorwaarden is voldaan.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Het Hof bevestigt dat een verbod of een (aanzienlijke) beperking van het (kenmerkende) gebruik van een goed een belemmering van het vrije verkeer van goederen kan vormen in de zin van artikel 28 EG. De gebruiksbeperking kan immers een aanzienlijke invloed hebben op het consumentengedrag waardoor de toegang tot de markt van een lidstaat voor uit andere lidstaten afkomstige producten kan worden belemmerd. Een gebruiksverbod of –beperking kan echter wel gerechtvaardigd zijn op grond van een dwingende reden van algemeen belang zoals de bescherming van het milieu.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het bijbehorende arrest aan alle ministers en de staatssecretaris voor Europese Zaken. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.