Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 september 2007, in de gevoegde zaken T-125/03 en T-253/03, Akzo Nobel en Akros Chemicals tegen de Commissie.

Contentverzamelaar

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 september 2007, in de gevoegde zaken T-125/03 en T-253/03, Akzo Nobel en Akros Chemicals tegen de Commissie.

Signaleringsfiche
Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 september 2007, in de gevoegde zaken T-125/03 en T-253/03, Akzo Nobel en Akros Chemicals tegen de Commissie.

Betrokken departementen
JUS, EZ

Sleutelwoorden
Verschoningsrecht advocaat - Beginsel vertrouwelijkheid communicatie tussen advocaat en cliënt – Bevoegdheden Commissie – Procedure - Artikel 14 verordening 17/1962 – advocaten in loondienst – conformeringsprogramma

Beleidsrelevantie
Het arrest ziet op de vertrouwelijkheid van communicatie tussen advocaat en cliënt, meer specifiek de advocaat in loondienst. De reikwijdte van de bescherming wordt, mede in het licht van conformeringsprogramma’s toegelicht. Daarnaast behandelt de uitspraak de onderzoeksprocedure van mededingingsautoriteiten.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In 2003 start de Commissie een onderzoek naar mogelijke mededingingsbeperkende praktijken bij Akzo Nobel Chemicals Ltd. en Akros Chemicals Ltd. (hierna: Akzo). Gedurende het onderzoek stuit de Commissie op documenten, waarvan verzoekers stellen dat deze onder de reikwijdte van het beginsel van vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt vallen (“Legal professional privilege protection”, hierna: Lpp). Een eerste set documenten, pakket “A”, wordt door de Commissie gekopieerd en verzegeld meegenomen. Pas na rechterlijke toetsing van de aard van de documenten, leest de Commissie de inhoud van pakket A. Dit pakket bevat een intern memorandum met gegevens verzameld in het kader van een programma opgesteld ter conformering aan het mededingingsrecht, waarvan verzoekers stellen dat het uiteindelijke doel het inwinnen van extern juridisch advies was. Daarnaast bevat het pakket een kopie van dit memorandum voorzien van aantekeningen en de naam van een advocaat. Een tweede pakket documenten, “B”, wordt door de Commissie onverzegeld meegenomen en bevat de aantekeningen ter voorbereiding van het memorandum en twee e-mailberichten tussen de bedrijfsadvocaat (in loondienst) en een manager.
Het Gerecht licht de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie toe en oordeelt dat de Commissie in casu het beginsel van bescherming onder Lpp heeft geschonden. Afgedwongen vluchtige inzage van documenten ter vaststelling van de aard van de documenten kan in bepaalde gevallen reeds een inbreuk vormen op Lpp. Indien een onderneming gemotiveerd aanvoert dat documenten onder Lpp vallen, en de Commissie het hier niet mee eens is, dient de onderneming eerst in de gelegenheid te worden gesteld de vertrouwelijkheid van de documenten door een rechter te laten beoordelen. Daartoe kan de Commissie de betreffende stukken in een verzegelde envelop meenemen. Misbruik van deze claim leidt echter tot schending van de meewerkingsplicht en kan in de sanctioneringsfase als verzwarende omstandigheid meewegen.
Ten aanzien van interne documenten overweegt het Gerecht dat deze onder de reikwijdte van Lpp vallen, wanneer deze stukken zijn opgesteld met als enig doel het vragen van juridisch advies aan een externe advocaat in de uitoefening van de rechten van verdediging. Daartoe is niet vereist dat de stukken met zo’n advocaat zijn uitgewisseld of zijn opgesteld met het doel om aan zo’n advocaat te worden gezonden. Anderzijds is het enkele feit dat een document is besproken met zo’n advocaat op zichzelf niet voldoende om de bescherming van het Lpp te genieten. Het doel dient te worden afgeleid uit de inhoud van het document en de uitleg van de verschillende omstandigheden door betrokkenen.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten
De uitspraak geeft een nadere uitleg van de procedure en bevoegdheden van mededingingsautoriteiten in het kader van een onderzoek naar mogelijke schendingen van het communautaire mededingingsrecht. Om de eventuele vertrouwelijke aard van documenten vast te kunnen stellen, kunnen Commissie-ambtenaren deze in beginsel vluchtig inzien. Dit kunnen zij echter niet als de onderneming gemotiveerd aanvoert dat reeds een vluchtige blik een schending van het Lpp inhoudt. In dat geval dient de Commissie de beantwoording van de vraag of sprake is van Lpp aan de rechter voor te leggen. Zij kan de documenten daartoe in een verzegelde enveloppe meenemen.
Het enkele feit dat documenten zijn opgesteld in het kader van een compliance program, is niet voldoende om onder Lpp te vallen. Het enige doel van een document moet zijn het vragen van juridisch advies aan een externe advocaat in het kader van de uitoefening van rechten van verdediging. Dit kan gevolgen hebben voor de bereidheid van bedrijven om compliance programma’s op te stellen.
Indien de Commissie in Nederland een mededingingsrechtelijk onderzoek uitvoert, zal de uit de relatie tussen een advocaat en cliënt voortvloeiende geheimhoudingsplicht en het daaraan gekoppelde verschoningsrecht minder ver strekken ingeval de advocaat in loondienst is, aangezien in dat geval de advocaat niet in volstrekte onafhankelijkheid handelt. Advocaten in loondienst hebben daardoor een andere positie dan externe advocaten. In de Advocatenwet en de daarop gebaseerde Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking van de Nederlandse Orde van Advocaten wordt voor het uitoefenen van de primaire taken van de advocaat geen onderscheid gemaakt tussen de advocaat in loondienst en de zelfstandig handelende advocaat.
Akzo heeft een hogere voorziening ingesteld. De Nederlandse regering steunt Akzo in deze hogere voorziening.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van Justitie en Economische Zaken. Naar aanleiding van de hogere voorziening kan zonodig een vervolgfiche worden opgesteld.