Arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van 7 juni 2006, in de zaak T-613/97, UFEX e.a./Commissie

Contentverzamelaar

Arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van 7 juni 2006, in de zaak T-613/97, UFEX e.a./Commissie

Betrokken departementen
EZ

Sleutelwoorden
Staatssteun – Postdienst – Overheidsonderneming belast met dienst van algemeen economisch belang – Steun aan dochteronderneming die niet in gereserveerde sector opereert

Beleidsrelevantie
Het arrest bevat een aantal interessante noties over de scheiding tussen publieke en commerciële taken van de overheid en de financiering daarvan. Bovendien roept het arrest de voorwaarden voor een deugdelijke motivering van een Commissiebeschikking in memorie.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De Commissie had in haar beschikking van 1 oktober 1997 vastgesteld dat de logistieke en financiële bijstand van La Poste (de Franse posterijen) aan haar dochteronderneming SFMI-Chronopost geen staatssteun ten gunste van SFMI-Chronopost vormde omdat er geen enkel financieel voordeel werd toegekend. Vier concurrenten van La Poste stelden bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van deze beschikking in. Zij betogen dat de Commissie in haar onderzoek van de tegenprestatie voor de door La Poste aan SFMI-Chronopost verrichte bijstand ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de normale marktvoorwaarden.

Het Gerecht gaat eerst uitgebreid na of de Commissie beschikking steunt op een volledige motivering. Neen, is de conclusie. In r.o. 63 t/m 70 wordt de hele jurisprudentie over de motiveringsplicht voor de Europese Commissie doorgelicht. Het Gerecht brengt vervolgens in herinnering, dat om te beoordelen of de betrokken maatregelen staatssteun kunnen opleveren, de situatie vanuit het oogpunt van de begunstigde onderneming moet worden onderzocht. Bij de daartoe te verrichten economische analyse moet rekening worden gehouden met alle factoren die een onder normale marktvoorwaarden handelende onderneming bij de va ststelling van de tegenprestatie voor de door haar verrichte diensten in aanmerking had moeten nemen. Het Gerecht is van oordeel dat La Poste – dankzij haar situatie van openbare onderneming met een monopoliepositie (voorbehouden sector) – een gedeelte van de logistieke en commerciële bijstand aan haar dochteronderneming wellicht tegen lagere kosten heeft kunnen verlenen dan de kosten die een onder normale marktvoorwaarden handelende onderneming zou hebben berekend. Zo had de Commissie niet mogen oordelen dat de overdracht van de klantenkring van het product Postadex geen staatssteun vormde omdat er geen geldelijk voordeel mee was gemoeid. La Poste had de klantenkring Postadex zonder tegenprestatie aan SFMI overgedragen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
De Commissie zal in de toekomst haar steunbeschikkingen deugdelijker (lees: uitgebreider) moeten gaan motiveren. Dat betekent waarschijnlijk dat ook de lidstaten om meer informatie zal worden verzocht. De Commissie zal in de toekomst alle factoren moeten onderzoeken die een onder normale marktvoorwaarden handelende onderneming bij de vaststelling van de tegenprestatie voor de door haar verrichte diensten in aanmerking had moeten nemen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het arrest en het bijbehorende fiche aan de ministers van Justitie en Economische Zaken. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.