Arrest van het Hof van Justitie van 19 januari 2010 in zaak C-555/07 Seda Kücükdeveci tegen Swedex GmbH & Co. KG

Contentverzamelaar

Arrest van het Hof van Justitie van 19 januari 2010 in zaak C-555/07 Seda Kücükdeveci tegen Swedex GmbH & Co. KG

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 19 januari 2010 in zaak C-555/07 Seda Kücükdeveci tegen Swedex GmbH & Co. KG

Betrokken departementen
Alle

Sleutelwoorden
Beginsel van non discriminatie op grond van leeftijd – Richtlijn 2000/78/EG – Nationale wettelijke ontslagregeling die tijdvakken van arbeid die werknemer vóór bereiken van leeftijd van 25 jaar heeft vervuld niet in aanmerking neemt bij berekening van opzegtermijn – Rechtvaardiging van maatregel – Nationale regeling strijdig met richtlijn – Rol nationale rechter

Beleidsrelevantie
Een werknemer kan zich in een geschil met zijn particuliere werkgever beroepen op het algemene beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd. De nationale rechter moet elke met het beginsel van non-discriminatie naar leeftijd strijdige nationale bepaling buiten toepassing laten. Het feit dat richtlijn 2000/78 uitsluitend is gericht tot de lidstaten en dus niet tot particulieren staat hier niet aan in de weg, nu de richtlijn slechts een concretisering is van het beginsel. Het arrest laat de vraag open of algemene beginselen horizontale werking kunnen hebben indien er geen concretisering in een richtlijn is of zelfs in een situatie waar geen nationale regelgeving in het geding is.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Deze zaak betreft een geschil tussen de Duitse werkneemster Kücükdeveci en haar voormalige werkgever. Zij wordt na 10 jaar dienstverband op 28-jarige leeftijd ontslagen. Onder de betrokken Duitse regeling wordt de opzegtermijn voor ontslag berekend op grond van het aantal dienstjaren, maar vervulde dienstjaren voor de leeftijd van 25 jaar tellen niet mee. De werkneemster wordt hierdoor met een relatief korte opzegtermijn geconfronteerd. Het Landesarbeitsgericht Düsseldorf vraagt het Hof of een dergelijke regeling in strijd is met het Unierechtelijk verbod op discriminatie op grond van leeftijd, in het bijzonder het primaire Unierecht dan wel richtlijn 2000/78/EG. Bovendien wil de nationale rechter weten of hij, in een geding tussen particulieren, een nationale regeling die in strijd is met het non-discriminatiebeginsel buiten beschouwing moet laten.
Het Hof beantwoordt eerst de vraag of aan het beginsel of aan de richtlijn moet worden getoetst. Het brengt daartoe in herinnering dat de richtlijn niet het beginsel zelf vervat, maar alleen een algemeen kader creëert voor de bestrijding van discriminatie op verschillende gronden, waaronder leeftijd. Zoals het Hof al in het arrest Mangold (C-144/04) heeft bepaald, moet het beginsel van non discriminatie op grond van leeftijd als een algemeen beginsel van Unierecht worden beschouwd en is richtlijn 2000/78 daarvan een concretisering. Het Hof wijst er bovendien op dat het EU-Handvest Grondrechten waarin een verbod van leeftijdsdiscriminatie is opgenomen inmiddels dezelfde juridische waarde heeft als de Verdragen.
Het Hof overweegt voorts dat het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd alleen geldt wanneer de situatie binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt. Dit is hier het geval, aangezien het ontslag van Kücükdeveci zich voordeed na de inwerkingtreding van de richtlijn en de Duitse regeling voorwaarden voor ontslag betreft waarop de richtlijn ziet.
Vervolgens toetst het Hof aan de richtlijn en kijkt of het om verboden leeftijdsdiscriminatie gaat. Het Hof stelt vast dat het inderdaad om leeftijdsdiscriminatie gaat, nu jongere werknemers uitgesloten kunnen worden van de langere opzegtermijn die oudere werknemers met een vergelijkbaar aantal dienstjaren wel genieten. Dit verschil in behandeling kan op grond van de richtlijn worden gerechtvaardigd door een legitiem doel, zoals werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid. De middelen om dat doel te bereiken dienen dan passend en noodzakelijk te zijn. Het doel van de regeling, te weten de werkgever meer flexibiliteit te geven bij het personeelsbeheer door de lasten van de werkgever te verlagen bij ontslag van jonge werknemers waarvan redelijkerwijs een grotere mobiliteit mag worden verwacht, is volgens het Hof legitiem. Ondanks de door het Hof erkende ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze voor geschikte middelen om het doel te bereiken, acht het Hof de regeling echter niet passend. De verlenging van de opzegtermijn naar rato van het aantal dienstjaren geldt niet ten volle voor werknemers die voor hun 25e in dienst traden. Het Unierecht, in bijzonder het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd zoals geconcretiseerd door richtlijn 2000/78, verzet zich daarom tegen een dergelijke regeling.
In antwoord op de tweede vraag overweegt het Hof dat volgens vaste rechtspraak een richtlijn aan particulieren geen verplichtingen kan opleggen en daarom niet tegenover een particulier kan worden ingeroepen. De autoriteiten in de lidstaten, inclusief de rechterlijke instanties, hebben echter wel de verplichting het doel van de richtlijn te verwezenlijken. Het Hof oordeelt daarom, net als in Mangold, dat de nationale rechter elke met het beginsel van gelijke behandeling, als geconcretiseerd in de richtlijn, strijdige bepaling van nationaal recht buiten beschouwing moet laten.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Met dit arrest is duidelijk geworden dat het Hof de in het arrest Mangold ingezette lijn voortzet. Het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd moet als een algemeen beginsel van Unierecht worden beschouwd, dat door richtlijn 2000/78/EG wordt geconcretiseerd. Nationale rechters zullen ook in geschillen tussen particulieren ervoor moeten zorgen dat dit algemene beginsel wordt nageleefd. Zij dienen elke ermee strijdige nationale bepaling zonodig buiten toepassing te laten. Het arrest geeft nog steeds geen uitsluitsel over de vraag of het algemene beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd ook directe horizontale werking heeft in die zin dat het uit zichzelf aan particulieren verplichtingen kan opleggen ook zonder dat sprake is van een concretisering in een richtlijn. Het geeft ook geen uitsluitsel over de vraag of het algemene beginsel kan worden ingeroepen in een situatie waar geen nationale regelgeving in het geding is.
Het ligt wel voor de hand dat de uitspraak verder reikt dan leeftijdsdiscriminatie op het terrein van arbeid en beroep: Het Hof zal deze benadering mogelijk ook toepassen op de andere in artikel 19 VWEU genoemde discriminatiegronden wanneer die zijn geconcretiseerd in een richtlijn (oud artikel 13 EG: geslacht, ras, godsdienst of overtuigingen, handicap en seksuele geaardheid). Of het Hof deze benadering zal uitbreiden tot alle in het EU-Handvest genoemde discriminatiegronden en andere beginselen zal moeten blijken uit nadere jurisprudentie.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisneming aan alle ministers en verzoekt de minister van Justitie dit fiche door te sturen aan de Raad voor de Rechtspraak en aan de minister van BZK dit fiche tevens door te sturen aan de VNG en het IPO Een vervolgfiche is niet nodig.