A-G: uitspraken Arbitragehof voor Sport moeten volledig door nationale rechtbanken kunnen worden getoetst om verenigbaarheid FIFA-regels met EU-wetgeving te waarborgen
Contentverzamelaar
A-G: uitspraken Arbitragehof voor Sport moeten volledig door nationale rechtbanken kunnen worden getoetst om verenigbaarheid FIFA-regels met EU-wetgeving te waarborgen
Nieuwsbericht | 21-01-2025
Het gaat om de conclusie van advocaat-generaal (hierna: A-G) Ćapeta van 16 januari 2025 in zaak C-600/23 (Royal Football Club Seraing).
Achtergrond
In deze zaak
heeft de FIFA (de internationale voetbalfederatie) de
Belgische voetbalclub Royal Football Club Seraing
(hierna: de club) schuldig bevonden aan overtreding van de
FIFA-regels inzake het verbod op eigendom door derden van de
economische rechten van spelers (third-party
ownership). Als sanctie mag de club voor een periode van
twee jaar geen spelers meer inschrijven en moet zij daarnaast
een boete betalen.
Overeenkomstig de FIFA-regels heeft de
club het geschil verplicht voorgelegd aan het Court of
Arbitration for Sport (
CAS
). In zijn
arbitrale vonnis heeft het CAS geoordeeld dat de
desbetreffende FIFA-regels rechtmatig zijn. Dit arbitrale
vonnis is daarna bekrachtigd door de Zwitserse rechter.
De club vordert vervolgens, voor de Belgische rechter, om te verklaren dat het verbod op third-party ownerschip in de FIFA-regels in strijd is met het Unierecht en vordert tevens een schadevergoeding. In deze procedure stelt het Belgisch Hof van Cassatie uiteindelijk prejudiciële vragen aan het EU-Hof.
Kernvraag is of het Unierecht en met name het beginsel van effectieve rechtsbescherming ( artikel 47 EU-Handvest voor de grondrechten ) in de weg staat aan een nationale regeling die het beginsel van het gezag van gewijsde onverkort toepast op het vonnis van het CAS, dat is getoetst door een rechter uit een derde land die daarom geen prejudiciële vragen kan voorleggen aan het EU-Hof. Volgens het toepasselijke Belgische recht hebben vonnissen van het CAS die door de Zwitserse rechter zijn bekrachtigd namelijk gezag van gewijsde en zijn zij daarmee definitief.
Advies
Volgens de A-G
is die regel van nationaal recht in strijd met het Unierecht,
in het bijzonder met het beginsel van effectieve
rechtsbescherming in de zin van
artikel 47
van het
EU-Handvest voor de grondrechten.
De A-G
overweegt daartoe eerst dat verplichte sportarbitrage moet
worden onderscheiden van handelsarbitrage, in de zin van de
arresten Nordsee (
C-102/81
) en Eco Swiss (
C-126/97
). Anders dan
handelsarbitrage, is sportarbitrage namelijk verplicht én is
het systeem van sportarbitrage autonoom wat betreft de
tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis (in de zin dat de
FIFA zelf het vonnis ten uitvoer kan leggen en sancties kan
instellen).
Voorts overweegt de A-G dat
sportarbitrage ook moet worden onderscheiden van arbitrage op
grond van bilaterale investeringsovereenkomsten tussen
lidstaten (de zogenaamde BIT’s) als bedoeld in het arrest
Achmea (
C-284/16
).
De
A-G pleit vervolgens voor een specifieke benadering voor
verplichte sportarbitrage. Volgens de A-G moeten arbitrale
vonnissen van het CAS door de nationale rechter vól getoetst
kunnen worden op hun verenigbaarheid met het Unierecht. Een
beperkte toets aan de openbare orde, zoals die geldt voor
handelsarbitrage, volstaat volgens de A-G dus niet.
Opmerking : Een conclusie van een A-G is een advies aan het EU-Hof. Het EU-Hof is volledig vrij daarvan af te wijken. Het is nog niet bekend wanneer de uiteindelijke uitspraak van het EU-Hof zal verschijnen. Dit kan nog enkele maanden duren. De uitspraak van het EU-Hof zal wel bindend zijn.
Meer informatie:
Persbericht
Curia
ECER-dossier:
Interne markt
ECER-dossier
: Sport
ECER-dossier:
Handelspolitiek – Handhaving van handelsovereenkomsten