Afdeling bestuursrechtspraak geeft uitsluitstel over duur van tijdelijke bescherming aan derdelanders die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden
Nieuwsbericht | 25-01-2024
Het gaat om de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024 met zaaknummer 202305663/1/V2.
Achtergrond
Op 24 februari 2022 begonnen Russische strijdkrachten een grootschalige invasie van Oekraïne. Tot en met 1 maart 2022 kwamen meer dan 650.000 mensen uit Oekraïne aan in de Europese Unie. Verwacht werd dat er nog miljoenen zouden volgen. De Raad van de Europese Unie (hierna: de Raad) besloot daarom om tijdelijke bescherming te bieden aan verschillende groepen mensen die vluchtten uit Oekraïne. Deze groepen zijn vastgesteld in artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. Voor deze groepen trad de tijdelijke bescherming in werking op 4 maart 2022 voor de duur van een jaar (dus tot en met 4 maart 2023). Deze termijn werd automatisch verlengd met telkens zes maanden tot en met 4 maart 2024 (in lijn met artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke beschermingsrichtlijn). In oktober 2023 heeft de Raad de tijdelijke bescherming verlengd tot en met 4 maart 2025 (Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/2409) (conform artikel 4 lid 2 van de Tijdelijke beschermingsrichtlijn).
Overeenkomstig artikel 2 lid 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 en artikel 7 van de Tijdelijke beschermingsrichtlijn mogen lidstaten zelf kiezen of zij ook andere groepen tijdelijke bescherming verlenen. In Nederland besloot het kabinet om ook derdelanders bescherming te bieden die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden (zie Kamerbrief van 30 maart 2022). Op 18 juni 2022 kondigde de Nederlandse Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in een Kamerbrief aan dat hij ging stoppen met het verlenen van tijdelijke bescherming aan deze derdelanders. Bij derdelanders die al tijdelijke bescherming hadden gekregen, zou deze op 4 maart 2023 eindigen. In een Kamerbrief van 10 februari 2023 heeft de Staatssecretaris dit uitgesteld naar 4 september 2023.
Bestuursrechters in verschillende zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag hebben hun oordeel gegeven over de vraag of de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming van de betrokken derdelanders te beëindigen. Zij zijn tot uiteenlopende uitkomsten gekomen, met verschillende juridische argumentaties. In de zaak die nu voorligt bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris de tijdelijke bescherming van de betrokken derdelanders kan beëindigen. Hier is de betreffende derdelander tegen opgekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak
Het Nederlandse kabinet heeft in 2022 op grond van een EU-rechtelijke facultatieve bepaling (artikel 2, lid 3, Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382) besloten om ook tijdelijke bescherming te verlenen aan derdelanders die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden (hierna: de derdelanders). De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de staatssecretaris de bevoegdheid heeft om de toepassing van een (dergelijke) EU-rechtelijke facultatieve bepaling te beëindigen. Dat betekent dat de staatssecretaris per 19 juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer hoeft te bieden aan derdelanders die zich op dat moment nog niet in de basisregistratie personen (BRP) hadden ingeschreven.
Met betrekking tot de derdelanders die zich voor 19 juli 2022 hadden ingeschreven in de BRP, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat de duur van de tijdelijke bescherming van die derdelanders wordt bepaald door (artikel 4 van) de Tijdelijke beschermingsrichtlijn. Uit de zinsnede ‘krachtens deze richtlijn’ in artikel 7 lid 1 van de Tijdelijke beschermingsrichtlijn volgt volgens de Afdeling bestuursrechtspraak namelijk dat die richtlijn in zijn volledigheid geldt voor degenen die tijdelijke bescherming genieten op basis van de facultatieve bepaling. De tijdelijke bescherming voor de derdelanders kan dus niet op ieder willekeurig moment via het nationale recht worden beëindigd.
Voor de derdelanders trad de tijdelijke bescherming in werking op 4 maart 2022, voor de duur van één jaar (tot en met 4 maart 2023). Deze werd automatisch verlengd met telkens zes maanden tot en met 4 maart 2024 (conform artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke beschermingsrichtlijn). De automatische verlenging vormt volgens de Afdeling bestuursrechtspraak geen apart beoordelingsmoment. Omdat de staatssecretaris aansluiting moet zoeken bij de Tijdelijke beschermingsrichtlijn, kan de tijdelijke bescherming van de derdelanders niet worden beëindigd op 4 maart 2023 (Kamerbrief 2022) of op 4 september 2023 (Kamerbrief 2023).
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de tijdelijke bescherming van de betrokken derdelanders eindigt op 4 maart 2024. Uit Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/2409, op grond waarvan de tijdelijke bescherming aan bepaalde groepen personen uit Oekraïne is verlengd, leidt de Afdeling bestuursrechtspraak af dat de verlenging tot en met 4 maart 2025 alleen geldt voor lidstaten die op de datum van vaststelling van dat uitvoeringsbesluit de facultatieve bepaling nog toepasten. Dat uitvoeringsbesluit is op 19 oktober 2023 vastgesteld, en op dat moment paste Nederland de facultatieve bepaling niet meer toe.
Meer informatie: