Avis 1/08 WTO (GATS)

Contentverzamelaar

Avis 1/08 WTO (GATS)

Signaleringsfiche

Advies van het Hof van Justitie van 30 november 2009, no 1/08 (WTO/GATS)

Sleutelwoorden
Advies krachtens artikel 300, lid 6 EG- Algemene overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS) – akkoorden tot wijziging van lijsten van compensaties en intrekkingen van verbintenissen als gevolg van de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie- Gedeelde bevoegdheid-Rechtsgrondslagen-Gemeenschappelijke handelspolitiek-Gemeenschappelijk vervoerbeleid

Betrokken departmenten
Alle departementen

Beleidsrelevantie
De sluiting van de akkoorden die tot stand zijn gekomen als gevolg van de uitbreiding van de toenmalige Europese Gemeenschap betreffende de handel in diensten met leden van de WTO (GATS) valt volgens het Hof onder de gedeelde bevoegdheid van de Europese Gemeenschap en de lidstaten. Het attributiebeginsel vereist dat de bevoegdheden van de lidstaten gerespecteerd worden. De zwaartepunttheorie is niet van toepassing. Vanwege de vervoersaspecten dient het besluit ook te worden gebaseerd op de vervoerstitel. Deze kernpunten in het advies zijn ook na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog relevant, onder andere voor de akkoorden die in WTO-kader moeten worden gesloten naar aanleiding van de uitbreiding met Roemenie en Bulgarije. Wel beperkt de vereenvoudiging van de handelspolitiek in artikel 207 EU-Werkingsverdrag het aantal gevallen waarin een gemengd akkoord van de Unie en haar lidstaten moet worden gesloten.

Samenvatting, redenering en dictum
Dit advies beantwoordt de vraag van de Commissie of de Europese Gemeenschap een  exclusieve bevoegdheid heeft tot het sluiten van akkoorden met leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die de lijsten van specifieke verbintenissen van de Gemeenschap en van haar lidstaten met betrekking tot de handel in diensten (GATS) wijzigen. Het betreft ook de vraag naar de juiste rechtsgrondslag voor het sluiten van dergelijke akkoorden. Als gevolg van de uitbreidingen van de Europese Gemeenschap in 1995 en 2004 is een nieuwe geconsolideerde lijst van verbintenissen opgesteld voor alle betrokken lidstaten. Met een aantal derde staten die door de nieuwe lijst werden benadeeld, zijn compensatie-akkoorden gesloten. Het geheel omvat alle vormen van diensten zoals gedefinieerd onder GATS.
Het Hof beantwoordt de vragen door zowel de vorm als de inhoud van de akkoorden te onderzoeken. Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt dat de vraag of de Gemeenschap exclusief bevoegd is om een akkoord te sluiten of deze deelt met de lidstaten mede afhangt van de reikwijdte van de bepalingen in het EG-Verdrag waarop de bevoegdheid kan worden gebaseerd. De GATS zelf is een gemengd akkoord dat door zowel de Gemeenschap als door haar lidstaten is gesloten. Voor zover de akkoorden bepalingen bevatten over grensoverschrijdende dienstverlening, is dat als onderdeel van de gemeenschappelijke handelspolitiek een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap (artikel 133, lid 1 tot en met 4 EG). De overige vormen van dienstverrichting, door GATS aangeduid als respectievelijk „verbruik in het buitenland”, „commerciële aanwezigheid” en „aanwezigheid van natuurlijke personen” vallen volgens het Hof onder de voorwaarden van artikel 133, leden 5 en 6, EG. Het Hof stelt vast dat de akkoorden zowel horizontale als sectorspecifieke verbintenissen betreffen en in ruime mate diensten in deze vormen omvatten. Het Hof concludeert op basis daarvan dat de Gemeenschap bevoegd is tot het sluiten van de akkoorden gedeeltelijk op basis van artikel 133 lid 1 EG en gedeeltelijk op basis van artikel 133 lid 5 EG. Echter om vast te stellen of het een gedeelde dan wel exclusieve bevoegdheid betreft, benadrukt het Hof dat de bevoegdheden op grond van het attributiebeginsel in artikel 5 EG toegedeelde bevoegdheden zijn. Omdat de akkoorden ook betrekking hebben op horizontale beperkingen inzake markttoegang en nationale behandeling op het gebied van gezondheid en onderwijs is sprake van een gedeelde bevoegdheid op grond van artikel 133 lid 6 EG en moet deze bepaling eveneens als rechtsgrondslag worden vermeld. De zwaartepunttheorie waarbij het enkele “handels”-element bepalend zou zijn voor een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap, acht het Hof niet toepasselijk als daardoor bevoegdheden van de lidstaten worden aangetast. Ten aanzien van vervoer stelt het Hof dat de Gemeenschap over een impliciete externe bevoegdheid beschikt uit hoofde van het gemeenschappelijk vervoersbeleid. Het Hof stelt dat artikel 133, lid 6, derde alinea EG een principiële parallellie beoogt te handhaven tussen de interne bevoegdheid en de externe bevoegdheid waarbij beide bevoegdheden verankerd blijven in de verdragstitel die betrekking heeft op het gemeenschappelijk vervoerbeleid, inclusief handel in vervoersdiensten. Het Hof stelt vast dat de akkoorden een groot aantal bepalingen op het gebied van vervoer bevatten en dat het onderdeel “vervoer” in die akkoorden daarom overeenkomstig artikel 133 lid 6, derde alinea EG tot het vervoerbeleid en niet tot de gemeenschappelijke handelspolitiek behoort. Het advies van het Hof is in lijn met de inbreng van Nederland.

Eerste inventarisatie
Ook nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden blijft dit advies relevant. Dit geldt vooral voor de uitleg van het Hof dat de zwaartepunttheorie in handelspolitieke en andere akkoorden niet kan worden toegepast wanneer daardoor bevoegdheden naar de Unie overgaan die tot het gedeelde of exclusieve domein van de lidstaten behoren. Indien het akkoord vervoerselementen bevat zijn de artikelen ten aanzien van de sluiting van gewone akkoorden van toepassing en behoort het akkoord tot de gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. Of dergelijke akkoorden om die reden een gemengd karakter houden of dat zij exclusief van aard zijn, hangt evenwel af van de vraag of de Unie op intern vlak haar bevoegdheden heeft uitgeoefend. Wanneer handelsakkoorden ook betrekking hebben op bevoegdheden van de lidstaten of kunnen leiden tot harmonisatie op terreinen die aan de bevoegdheden van de Unie zijn onttrokken en dus exclusief bij de lidstaten berusten, dienen de akkoorden hoe dan ook gemengd tot stand te komen (artikel 207, lid 6, EU-Werkingsverdrag). Maar handelsakkoorden hoeven niet langer gemengd te zijn omdat ze culturele en audiovisuele diensten, of sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten tot onderwerp hebben.
Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en  het arrest ter kennisneming aan alle ministers.