C-011/99, M. Dietrich tegen Westdeutscher Rundfunk, arrest van 6 juli 2000

Contentverzamelaar

C-011/99, M. Dietrich tegen Westdeutscher Rundfunk, arrest van 6 juli 2000

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 6 juli 2000, zaak C-11/99, M. Dietrich tegen Westdeutscher Rundfunk

Betrokken departement
SZW

Sleutelwoorden
Richtlijn 90/270/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur - toepassingsgebied - begrip beeldscherm in de zin van artikel 2 - Begrip bestuurdersplaatsen op voertuigen of machines in de zin van artikel 1

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Mevrouw Dietrich is werkzaam als montagetechnicus voor de WDR. Zij heeft tot taak filmmateriaal samen te stellen en te bewerken voor televisie-uitzendingen. Zij is van mening dat haar werk, voornamelijk bestaande uit het bekijken en selecteren van onbewerkte videofragmenten, het omzetten daarvan in gedigitaliseerde vorm en het controleren van het resultaat, beeldschermarbeid is in de zin van de Verordnung über Sicherheit und Gesundheitsschutz bei der Arbeit an Bildschirmgeräten (BildscharbV), waarmee in Duitsland richtlijn 90/270 is omgezet in de nationale wetgeving. Zij eist van de WDR op grond van de voor beeldschermarbeid geldende regels dat haar arbeid zo wordt ingedeeld, dat het werk aan het beeldscherm regelmatig wordt onderbroken door andersoortige arbeid dan wel een betaalde rustpauze van tien minuten per uur.

De WDR betwist dat de BildscharbV van toepassing is, omdat geen beelden worden bewerkt waarop het begrip alfanumeriek of grafisch scherm van toepassing is en het werk overeenkomt met de bediening van een machine.

De verwijzende rechter heeft het Hof gevraagd of het begrip grafisch scherm in de zin van art. 2, sub a, van richtlijn 90/270 aldus moet worden uitgelegd dat het mede doelt op beeldschermen waarop filmopnamen in analoge of gedigitaliseerde vorm worden weergegeven en of er in casu sprake is van een bestuurdersplaats op een machine, waarop richtlijn 90/270 niet van toepassing is.

Het Hof merkt op dat richtlijn 90/270 ertoe strekt minimumvoorschriften vast te stellen inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur. Dit doel van bescherming en veiligheid van de werknemers brengt mee, dat de voorschriften moeten worden nageleefd, ongeacht de aard van de op het scherm weergegeven beelden. Een enge interpretatie van art. 2, sub a, van de richtlijn, die beeldschermen voor de weergave van filmopnamen zou uitsluiten, zou ernstig afbreuk doen aan het nuttig effect van de richtlijn, omdat dan een aanzienlijk aantal werknemers niet de bescherming van deze richtlijn zou genieten. Verder wordt alleen beeldschermwerk van ondergeschikt belang of van korte duur expliciet uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn; alle vormen van intensief beeldschermwerk vallen eronder.

Uit het feit dat de gemeenschapswetgever voor het begrip beeldscherm geen aanpassing aan de technische vooruitgang heeft voorgeschreven, zoals wel is gebeurd voor de minimumvoorschriften in de bijlage bij de richtlijn, leidt het Hof af dat de wetgever dit begrip voldoende ruim heeft geacht om de doelstellingen volledig te verwezenlijken.

Het begrip grafisch scherm als bedoel in art. 2, sub a, van de richtlijn moet derhalve ruim worden uitgelegd, zodat het ook beeldschermen voor de weergave van filmopnamen in analoge of gedigitaliseerde vorm omvat. Niet relevant is of het afgebeelde materiaal analoog dan wel digitaal is opgeslagen, aangezien art. 2 ziet op beeldschermen, ongeacht het gebruikte afbeeldingsprocédé.

Nu de gemeenschapswetgever een zeer ruime toepassing heeft willen geven aan richtlijn 90/270 en de werkplekken die niet onder de richtlijn vallen limitatief zijn opgesomd, moet volgens het Hof het begrip bestuurdersplaatsen op voertuigen of machines als uitzondering op het toepassingsgebied in elk geval strikt worden uitgelegd. Nergens kan uit worden afgeleid dat bedoeld is om dermate intensief werk aan het beeldscherm, zoals dat van mevrouw Dietrich, onder het begrip bestuurdersplaatsen van voertuigen of machines te brengen. Het feit dat het werken aan een beeldscherm veel belastender is dan het werken aan een bureau met een computer, waarvan vaststaat dat het onder de bescherming van de richtlijn valt, is voor het Hof reden temeer om een dergelijke werkzaamheid tot het toepassingsgebied van richtlijn 90/270 te rekenen.

Korte analyse
In deze zaak gaat het met name om de vraag of werkzaamheden met schermen waarop video- en filmopnamen worden weergegeven beschouwd moeten worden als beeldschermarbeid in de zin van richtlijn 90/270. Hiervoor is van belang hoe het tweede deel van de in art. 2, sub a, van richtlijn 90/270 gegeven definitie van het begrip beeldscherm (een grafisch scherm) moet worden uitgelegd.

Door de Nederlandse regering is het standpunt ingenomen dat een scherm waarop video- of filmopnamen worden weergegeven geen beeldscherm is in de zin van richtlijn 90/270.

Aangevoerd is dat blijkens de definitie van het begrip beeldscherm de aard (alfanumeriek of grafisch) van de afgebeelde informatie en niet de wijze van afbeelding doorslaggevend is. Onder alfanumeriek of grafisch moet volgens de Nederlandse regering worden verstaan het weergeven van tekens en niet lopende beelden. Ter ondersteuning van dit standpunt is verwezen naar de bijlage bij de richtlijn, die wel voorschriften bevat voor bijvoorbeeld tekens en regels op het scherm en het contrast tussen die tekens en de achtergrond, maar niet voor lopende beelden.

Het Hof is echter van oordeel dat het begrip beeldscherm, gezien de beschermingsdoelstelling van de richtlijn en de limitatieve opsomming van de van het toepassingsgebied van de richtlijn uitgezonderde apparatuur, ruim moet worden geïnterpreteerd en dat alle vormen van intensief werk aan een beeldscherm onder de richtlijn vallen.

De door het Hof gegeven uitleg van het begrip beeldscherm is derhalve ruimer dan de uitleg die men in Nederland bij de implementatie van de richtlijn voor ogen had.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk
In Nederland is richtlijn 90/270 geïmplementeerd door middel van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de op dit besluit gebaseerde Arbeidsomstandighedenregeling. Tevens zijn met betrekking tot beeldschermwerk enkele beleidsregels geformuleerd.

De redactie van de bepalingen in zowel het Arbeidsomstandighedenbesluit als de Arbeidsomstandighedenregeling sluiten nauw aan bij de tekst van de richtlijn. In artikel 5.7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is de definitie van de richtlijn overgenomen. Omdat het Hof in het arrest Dietrich een interpretatie geeft die binnen de ruimte van die definitie blijft, is er geen noodzaak tot (tekstuele) aanpassing van de nationale regelgeving.

Bij de toepassing van de nationale bepalingen zal uiteraard wel rekening moet worden gehouden met de interpretatie van het Hof.

De uitleg van de term beeldscherm, zoals in het arrest opgenomen, zou thuishoren in de toelichting bij de definitiebepaling (artikel 5.7) van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Daarom wordt aanbevolen om, indien op enig moment in de toekomst tot wijziging van dit artikel wordt overgegaan, in de toelichting tot uitdrukking te brengen dat het begrip beeldscherm ruim moet worden uitgelegd en dat ook schermen voor het weergeven van video- en filmbeelden hieronder vallen.

In de tussentijd kan ten behoeve van de uitvoering aan de door het Hof aan het begrip beeldscherm gegeven uitleg aandacht worden besteed in publicaties, bijvoorbeeld het Arbo-Informatieblad 'Werken met beeldschermen', en dienen de interne instructies van de Arbeidsinspectie te worden aangepast.

Het arrest heeft geen gevolgen voor de beleidsregels. De beleidsregels hebben niet direct betrekking op het begrip beeldscherm.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit arrest en dit fiche ter kennisneming aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.