C-013/00, Commissie tegen Ierland (Berner Conventie), arrest van 19 maart 2002

Contentverzamelaar

C-013/00, Commissie tegen Ierland (Berner Conventie), arrest van 19 maart 2002

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van 19 maart 2002, zaak C-13/00, Commissie / Ierland (Berner Conventie)

Betrokken departementen
Alle departementen

Sleutelwoorden
Niet-nakoming - Niet toetreding, binnen gestelde termijn, tot Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) - Niet-nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit artikel 300, lid 7, EG juncto artikel 5, van Protocol 28 bij EER-Overeenkomst

Beleidsrelevantie
Nederland dient erop bedacht te zijn tijdig tot Gemeenschapsovereenkomsten toe te treden. Anders worden, net als bij niet-tijdige omzetting van richtlijnen, gemeenschapsverplichtingen geschonden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat Ierland, door niet vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie voor de bescherming van de werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs van 24 juli 1971) toe te treden, de krachtens artikel 300, lid 7, EG juncto artikel 5 van Protocol 28 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 (PB 1994, L1/3) op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. De overeenkomstsluitende partijen hebben zich namelijk, op grond van dit artikel 5 van Protocol 28, ertoe verbonden om vóór 1 januari 1995 tot de Berner Concentie toe te treden.

Het Hof stelt dat, aangezien het beroep wegens niet-nakoming (van artikel 226 EG) slechts de niet-inachtneming van uit het gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen kan betreffen, eerst moet worden onderzocht of de op Ierland rustende verplichtingen, welke het voorwerp van het beroep wegens niet-nakoming zijn, onder het gemeenschapsrecht vallen. Pas darna kan worden nagegaan, of er in casu ook daadwerkelijk sprake is van niet-nakoming.

Het Hof heeft reeds geoordeeld dat door de Gemeenschap, haar lidstaten en derde landen gesloten gemengde overeenkomsten, wat de onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallende bepalingen betreft, in de communautaire rechtsorde dezelfde status hebben als zuiver communautaire overeenkomsten. Daaruit heeft het Hof geconcludeerd dat de lidstaten, door ervoor te zorgen dat de verplichtingen uit een door de Gemeenschapsinstellingen gesloten overeenkomst worden nagekomen, in de communautaire rechtsorde een verplichting vervullen jegens de Gemeenschap, die de verantwoordelijkheid voor de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst op zich heeft genomen (zaak 12/86, Demirel, Jur. 1987, blz. 3719).

In casu leidt het geen twijfel dat de bepalingen van de Berner conventie een gebied betreffen, dat grotendeels onder de bevoegdheid van de Gemeenschap valt. De bescherming van werken van letterkunde, voorwerp van de Berner conventie, wordt immers grotendeels door de communautaire wetgeving geregeld op zeer uiteenlopende gebieden zoals de juridische bescherming van computerprogramma's, het verhuur- en uitleenrecht op het gebied van de intellectuele eigendom, de bescherming van het auteursrecht op het gebied van satellietomroep en de doorgifte via de kabel, de juridische bescherming van gegevens of de duur van de bescherming van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten. Het Hof heeft overigens reeds geoordeeld dat het auteursrecht en de naburige rechten binnen de werkingssfeer van het Verdrag vallen (gevoegde Zaken C-92/92 en C-326/92, Phil Collins, e.a., Jur. 1993, blz. I-5145).

De Berner Conventie creëert aldus rechten en verplichtingen op gebieden die door het gemeenschapsrecht worden beheerst. Onder die voorwaarden heeft de Gemeenschap er belang bij dat alle partijen bij de EER-overeenkomst tot deze conventie toetreden. Daaruit volgt dat de bij artikel 5 van Protocol 28 bij de EER-Overeenkomst aan de overeenkomstsluitende partijen opgelegde verplichting tot toetreding tot de Berner Conventie -aangezien zij voorkomt in een gemengde overeenkomst die door de Gemeenschap en haar lidstaten is gesloten en een gebied betreft dat grotendeels door het EG-verdrag wordt beheerst- binnen het gemeenschapskader valt. De Commissie is daarom bevoegd om onder toezicht van het Hof de naleving ervan te verzekeren.

Vervolgens stelt het Hof kort dat Ierland zijn verplichtingen inderdaad heeft verzaakt door niet vóór 1 januari 1995 tot de Berner Conventie toe te treden, en aldus krachtens artikel 300, lid 7, EG juncto artikel 5 van Protocol 28 bij de EER-Overeenkomst op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Korte analyse
Volgens vaste rechtspraak van het Hof hebben gemengde overeenkomsten, wat de onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallende bepalingen betreft, in de communautaire rechtsorde dezelfde status als zuiver communautaire overeenkomsten. Het auteursrecht en de naburige rechten en daarmee ook het grootste deel van de Berner Conventie valt onder de bevoegdheid van de Gemeenschap. Lidstaten dienen dan ook op tijd tot gemengde overeenkomsten toe te treden. Anders is sprake van een schending van het gemeenschapsrecht. Het is de eerste keer dat het Hof tot deze uitspraak komt.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk
Nederland dient erop bedacht te zijn tijdig tot Gemeenschapsovereenkomsten toe te treden. Anders worden, net als bij niet-tijdige omzetting van richtlijnen, gemeenschapsverplichtingen geschonden.

Nederland heeft specifiek met betrekking tot de Berner Conventie geen gemeenschapsverplichtingen geschonden: Nederland heeft tijdig, te weten op 9 oktober 1974, de conventie geratificeerd (Trb. 1974, nr. 227).

Voorstel van behandeling
De ICER zendt het arrest met het bijbehorende fiche ter kennisneming aan alle Ministers.