C-017/03, SEP, arrest van 8 juni 2005

Contentverzamelaar

C-017/03, SEP, arrest van 8 juni 2005

Signaleringsfiche SEP
Arrest van het Hof van Justitie C-17/03, d.d. 8 juni 2005, VEM e.a./Dte

Betrokken departementen
EZ, FIN

Sleutelwoorden
Interne markt voor elektriciteit - Bevoorrechte toegang tot net voor grensoverschrijdende elektriciteitstransmissie - Onderneming die voorheen was belast met beheer van diensten van algemeen economisch belang - Langlopende contracten die vóór liberalisatie van markt zijn gesloten - Richtlijn 96/92/EG - Non-discriminatiebeginsel - Beginselen van bescherming van gewettigd vertrouwen en van rechtszekerheid

Beleidsrelevantie
Een voorkeursbehandeling die de Nederlandse Staat aan de SEP (Samenwerkende Elektriciteits Productiebedrijven) heeft toegekend is in strijd met de elektriciteitsrichtlijn. Omdat Nederland deze voorkeursbehandeling destijds niet bij de Commissie heeft aangemeld - op grond van de procedure voorzien in de richtlijn - komt de regeling niet voor een ontheffing in aanmerking. Op grond van de uitspraak zal de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (Wet Oeps) moeten worden aangepast. Daarnaast kunnen mogelijk grote schadeclaims worden verwacht van de 'erfgenamen' van de SEP (Nuon, Essent, Eon en Electrabel) en hun concurrenten (bijvoorbeeld Eneco). Onduidelijk is of deze schadeclaims succesvol zullen zijn.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Voor de liberalisatie van de energiemarkt was de SEP (Samenwerkende Elektriciteits Productiebedrijven) de monopolist op het gebied van de import van elektriciteit. In die hoedanigheid heeft de SEP langlopende contracten afgesloten met buitenlandse leveranciers. Ter uitvoering van deze contracten heeft de NEA (de rechtsopvolger van de SEP) een voorkeursbehandeling gekregen bij de toewijzing van de beschikbare importcapaciteit op het hoogspanningsnet. Concurrenten moesten middels (dure) veilingen aan importcapaciteit zien te komen.

Een dergelijke voorkeursbehandeling had op grond van de elektriciteitsrichtlijn voor een ontheffing in aanmerking kunnen komen indien deze bij de Commissie was aangemeld. Nederland heeft dat niet gedaan.

Alle juridische argumenten die de voorkeursbehandeling hadden kunnen rechtvaardigen worden verworpen. Zo overweegt het Hof dat de voorkeursbehandeling niet kan worden gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de SEP ter vervulling van haar taak van algemeen economisch belang langlopende contracten had gesloten. Het Hof houdt vast aan de omstandigheid dat de elektriciteitsrichtlijn (richtlijn 96/92) in een procedure voorziet om een ontheffing te verkrijgen en dat het toestaan van een voorkeursbehandeling zonder voorafgaande ontheffing in strijd is met de richtlijn. Een beroep op gewettigd vertrouwen aan de kant van SEP wordt eveneens door het Hof afgewezen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Op grond van de uitspraak zal de wettelijk vastgelegde voorrang voor SEP in de Wet Oeps moeten worden opgeheven. Voorts zijn schadeclaims te verwachten voor de Nederlandse Staat. Nu Nederland destijds geen ontheffing heeft aangevraagd, is een aanzienlijke claim van de zijde van NEA te verwachten nu de benodigde importcapaciteit niet wordt toegekend en de contracten nog steeds moeten worden nagekomen, of tegen torenhoge bedragen moeten worden afgekocht. Aanzienlijke claims zijn eveneens te verwachten -en deels reeds aangekondigd- van de concurrenten, die de geleden schade door gebrek aan importcapaciteit vergoed willen zien. Het staat niet vast of deze claims succesvol zullen zijn.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest naar de Ministers van Economische Zaken en van Financiën met het verzoek om terug te koppelen wat er met dit arrest is gebeurd.