C-017/05, Cadman, arrest van van 3 oktober 2006

Contentverzamelaar

C-017/05, Cadman, arrest van van 3 oktober 2006

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2006, in de zaak C – 17/05, B.F. Cadman tegen Health & Safety Executive

Betrokken departementen

SZW, BZK, JUS, OCW en VWS

Sleutelwoorden

Sociale politiek – Artikel 141 EG – Beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers – Anciënniteit mede bepalend voor vaststelling van beloningen

Beleidsrelevantie

Artikel 141 EG bepaalt dat mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid gelijk dienen te worden beloond. Toepassing van het criterium anciënniteit bij de vaststelling van de hoogte van de beloning kan leiden tot verschillen in beloning voor gelijkwaardige arbeid tussen mannen en vrouwen. Dit arrest geeft uitleg over het gebruik van anciënniteit in een beloningsstelsel. De geldende wetgeving is in lijn met dit arrest

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Mevrouw Cadman bekleedt sinds bijna vijf jaar de post van inspecteur in rang 2 bij de Health & Safety Executive (HSE). Zij verdiende in het belastingjaar 2000/2001 aanmerkelijk minder dan vier mannelijke collega’s, ook allen inspecteur in rang 2. Dit verschil in beloning is terug te voeren op de hogere anciënniteit van deze collega’s, die zij mede hebben verworven in lagere functies. De Engelse Commissie voor Gelijke Kansen heeft geconstateerd dat in de hele Europese Unie vrouwelijke werknemers in het algemeen een geringere anciënniteit hebben dan mannelijke werknemers en dat de toepassing van het criterium anciënniteit bij de vaststelling van beloning een grote rol speelt bij het voortbestaan van het verschil in beloning tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers.

De verwijzende rechter vraagt het Hof om uitleg van artikel 141 EG met betrekking tot de toepassing van het criterium anciënniteit bij de vaststelling van beloningen van werknemers. Het Hof oordeelt – onder verwijzing naar het arrest Danfoss – dat artikel 141 EG aldus moet worden uitgelegd dat, in het geval waarin de toepassing van het criterium anciënniteit bij de vaststelling van beloningen leidt tot verschillen in beloning voor gelijkwaardige arbeid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers, de werkgever hier geen rechtvaardiging voor hoeft te geven. De toepassing van het criterium anciënniteit is in de regel namelijk geschikt ter bereiking van het legitieme doel om beroepservaring, die een werknemer in staat stelt zijn werkzaamheden beter te verrichten, te belonen. Dit is slechts anders als de werknemer gegevens verschaft op grond waarvan ernstig kan worden betwijfeld of toepassing van het criterium beroepservaring in het betrokken geval geschikt is om bovengenoemd doel te bereiken. In zo’n geval moet de werkgever aantonen dat dit ook geldt voor de betrokken functie. Het Hof voegt hieraan toe dat wanneer voor de vaststelling van de beloning gebruik wordt gemaakt van een systeem van werkclassificatie, niet behoeft te worden aangetoond dat een werknemer, individueel beschouwd, gedurende de relevante periode ervaring heeft opgedaan die hem in staat heeft gesteld zijn werkzaamheden beter te verrichten. Voldoende is dat de aard van de te verrichten werkzaamheden objectief in de beschouwing wordt betrokken.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Artikel 7:646 BW bepaalt dat een werkgever mannen en vrouwen niet mag discrimineren in onder meer de arbeidsvoorwaarden. Het achtste lid van dit artikel (en overigens ook artikel 6a van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen) bepaalt dat indien een werknemer aanvoert dat hij wordt gediscrimineerd en daarvoor feiten aanvoert, de werkgever dient te bewijzen dat dit niet het geval is. In de Wgb m/v wordt nader uitgewerkt wat onder gelijke beloning dient te worden verstaan. De geldende wetgeving is in lijn met dit arrest. Die wetgeving bevat ook de mogelijkheid dat werknemers het in hun onderneming geldende systeem van beloning naar anciënniteit voor de rechter ter discussie kunnen stellen indien dit voor mannen of vrouwen verschillend uitwerkt, en er ernstige twijfel bestaat over het verband tussen anciënniteit en beroepservaring. De rechter zal dan over de passendheid van het beloningssysteem een uitspraak moeten doen.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisneming aan de Ministers van SZW, BZK, OCW, VWS en Justitie. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.