C-019/00, SIAC Construction Ltd, arrest van 18 oktober 2001
Datum arrest, zaaknummer, partijen Arrest van het Hof van Justitie EG van 18 oktober 2001, zaak C-19/00, SIAC Construction Ltd en County Council of the County of Mayo
Betrokken departementen Alle departementen (inclusief de aan hen gelieerde zbo's), en het IOEA.
Sleutelwoorden Overheidsopdrachten, gunningscriteria, economisch voordeligste aanbieding, gelijkwaardige aanbieding, uiteindelijke kosten, deskundigenrapport
Beleidsrelevantie Op grond van dit arrest is het gunningscriterium economisch voordeligste aanbieding verder ingevuld, hetgeen in de aanbestedingspraktijk de toepassing ervan zal stimuleren.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum De County Council of the County of Mayo (hierna County Council) heeft op 20 februari 1992 via een openbare procedure een overheidsopdracht voor werken aangekondigd, en gemeld dat de opdracht, overeenkomstig artikel 29, eerste en tweede lid, van richtlijn 71/305/EEG van de Raad van 26 juli 19711 (gewijzigd bij richtlijn 89/440/EEG van de Raad van 18 juli 1989 en thans terug te vinden in artikel 30, eerste en tweede lid, van de Europese Richtlijn voor overheidsopdrachten: Werken (93/37/EEG) waarin opgenomen Richtlijn 97/52/EG), zal worden gegund aan de bekwame inschrijver wiens aanbieding uit een oogpunt van kosten en technische waarde het voordeligst voor de aanbestedende dienst wordt geacht.
De opdracht viel onder de categorie measure-and-value contracten waarbij de geraamde hoeveelheden van elke post in een quantabestek worden vermeld. De inschrijver vult voor elke post op het bestek een bedrag en een totaalprijs voor de geraamde hoeveelheid in. De verschuldigde prijs wordt bepaald na uitvoering van het werk door de feitelijk verwerkte hoeveelheden op te meten en te waarderen tegen de in de aanbieding genoemde prijzen. Gegund zou worden aan de inschrijver met de economisch voordeligste aanbieding. Council County heeft op advies van een raadgevend ingenieur besloten de opdracht aan de één na laagste inschrijver te gunnen, omdat de uiteindelijke kosten daarvan als laagste ingeschat worden.
De prejudiciële vraag betrof met name de vraag of de aanbestedende dienst verplicht is de opdracht te gunnen aan de inschrijver met de laagste aanbieding of dat hij de opdracht aan de inschrijver met de op één na laagste aanbieding kan gunnen op basis van het deskundigenrapport van zijn raadgevend ingenieur, volgens hetwelk de uiteindelijke kosten van de opdracht voor de aanbestedende dienst waarschijnlijk lager zullen uitvallen indien de opdracht aan de inschrijver met de op één na laagste aanbieding wordt gegund, dan indien de opdracht aan de inschrijver met de laagste aanbieding wordt gegund.
Het Hof is niet getreden in de discussie van partijen over de vraag of de in het aanbestedingsdossier gebruikte begrippen prijs en kosten betrekking hebben op de totaalprijs van de aanbieding of op de uiteindelijke kosten van de opdracht. Het Hof achtte dit een zaak van de nationale rechter.
Het Hof geeft aan dat de volgende uitgangspunten bij de beoordeling van de inschrijvers op grond van de economisch voordeligste aanbieding gehanteerd moeten worden:
Het Hof maakt duidelijk dat het feit dat een gunningscriterium betrekking heeft op een gegeven dat pas na de gunning van de opdracht precies bekend zal zijn (in casu de uiteindelijke kosten van de opdracht) niet maakt dat het gunningscriterium onverenigbaar is met artikel 29 van de richtlijn. Een gunningscriterium is pas onverenigbaar met artikel 29 als het de aanbestedende dienst een onvoorwaardelijke keuzevrijheid geeft bij de gunning van de opdracht aan een inschrijver. De gunningscriteria in het bestek of aankondiging moeten zodanig geformuleerd zijn dat alle redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers in staat zijn de criteria op dezelfde wijze te interpreteren. De aanbestedende dienst zal tijdens de hele procedure de criteria op dezelfde wijze moeten uitleggen. Verder stelt het Hof dat de inschakeling van een deskundige door een aanbestedende dienst ter beoordeling van een gegeven dat pas in de toekomst precies bekend zal zijn, in beginsel geschikt is om te verzekeren dat de gunningscriteria op objectieve en uniforme wijze op alle inschrijvers worden toegepast.
Korte analyse Het belang van deze zaak is gelegen in de bepaling dat het inschakelen van een deskundige in beginsel een voldoende garantie is voor een objectieve en uniforme beoordeling van de inschrijvingen en dat bij het gunningscriterium economisch voordeligste aanbieding niet de hoogte van de aanbieding per definitie bepalend is, maar de uiteindelijke kosten leidend mogen zijn.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau Het arrest geeft een duidelijk antwoord op de vraag of de aanbieding op zichzelf als criterium moet dienen, of dat een deskundig oordeel waarbij een andere uiteindelijke uitkomst berekend wordt, leidend mag zijn bij de gunningsbeslissing. Een deskundigenonderzoek uitgevoerd op inschrijvingen kan voor de aanbestedende dienst voldoende argumenten opleveren om niet aan de laagste inschrijver te gunnen, maar daarvan beargumenteerd af te wijken. Op grond van dit arrest is het gunningscriterium economisch voordeligste aanbieding verder ingevuld, hetgeen in de aanbestedingspraktijk de toepassing ervan zal stimuleren.
Voorstel voor behandeling De ICER zendt het arrest en dit fiche ter kennisneming aan alle ministers, met het verzoek deze door te geleiden naar de aan hen gelieerde zbo's te sturen. Het arrest en dit fiche worden eveneens toegestuurd aan het IOEA, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen.