C-027/04, Commissie tegen Raad (SGP), arrest van 13 juli 2004

Contentverzamelaar

C-027/04, Commissie tegen Raad (SGP), arrest van 13 juli 2004

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 2004, C-27/04, Commissie tegen Raad (SGP)

Betrokken departementen
BZ, EZ, FIN

Sleutelwoorden
Beroep tot nietigverklaring - artikel 104 EG - Verordening (EG) nr. 1467/97 - stabiliteits- en groeipact - buitensporige overheidstekorten - besluiten van de Raad uit hoofde van artikel 104, leden 8 en 9, EG - vereiste meerderheid niet bereikt - niet genomen besluiten - beroep tegen 'besluiten om niet de in de aanbevelingen van de Commissie vervatte formele instrumenten vast te stellen' - niet-ontvankelijkheid - beroep tegen 'conclusies van de Raad'

Beleidsrelevantie
Het Hof bevestigt het initiatiefrecht van de Commissie in excessieftekortprocedures. De Raad moet zich binnen de procedurele kaders van Verdrag en Pact bewegen, maar heeft de uiteindelijke zeggenschap in het nemen van maatregelen tegen landen die de normen van het Stabiliteits- en groeipact (SGP) overschrijden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Een van de doelstellingen van de Europese Gemeenschap is de invoering van een economisch beleid dat is gebaseerd op de nauwe coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten en de invoering van de EMU. Om dat te bereiken dienen lidstaten stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire condities en een houdbare betalingsbalans te waarborgen.

Een uitvloeisel van deze doelstelling is het toezicht dat de Europese Raad uitoefent, opdat in lidstaten geen buitensporige overheidstekorten ontstaan. De procedure om deze buitensporige tekorten tegen te gaan, is neergelegd in artikel 104 EG-Verdrag, het Stabiliteits- en groeipact, en Verordening nr. 1467/97 van de Raad. De procedure bestaat, kort gezegd, uit drie stappen, die worden ingeleid op initiatief van de Commissie. Als eerste kan de Raad, als een buitensporig overheidstekort is vastgesteld, de lidstaat aanbevelen maatregelen te nemen om het tekort binnen een bepaalde periode te verhelpen. Als het tekort na verloop van deze periode nog steeds bestaat dan kan de Raad de lidstaat aanmanen het tekort te verminderen binnen een bepaalde termijn. Als de lidstaat ook aan deze aanmaning geen gehoor geeft, kan de Raad overgaan tot maatregelen, zoals het opleggen van een boete.

Op 21 januari 2003 werd door de Raad, op aanbeveling van de Commissie, vastgesteld dat in Duitsland een buitensporig overheidstekort bestond, waartegen Duitsland voor 21 mei 2003 de noodzakelijke maatregelen moest treffen. Op 3 juni 2003 stelde Raad op dezelfde manier vast dat ook in Frankrijk een buitensporig tekort bestond, waartegen Frankrijk voor 3 oktober 2003 maatregelen moest treffen.

Na afloop van deze periodes was de Commissie van oordeel dat Duitsland en Frankrijk geen effectieve maatregelen hadden genomen om het buitensporig tekort op te heffen. Op 21 oktober 2003 en op 18 november 2003 richtte de Commissie respectievelijk voor Frankrijk en voor Duitsland een aanbeveling tot de Raad, om deze lidstaten aan te manen hun tekorten in 2004 sterk te verminderen en uiterlijk in 2005 te verhelpen.

Bij gebreke van de vereiste meerderheid heeft de Raad geen besluiten genomen naar aanleiding van deze aanbevelingen van de Commissie. In plaats daarvan nam de Raad op 25 november 2003 'conclusies' aan ten aanzien van Duitsland en Frankrijk. Met deze conclusies wijzigde de Raad de oorspronkelijke aanbeveling van de Commissie in de aanbeveling aan Duitsland en Frankrijk 'zo spoedig mogelijk, en uiterlijk in 2005, een einde te maken aan de huidige buitensporigtekortsituatie'. Tevens schortte de Raad in deze conclusies de excessieftekortprocedure op.

In de procedure bij het Hof vordert de Commissie ten eerste nietigverklaring van de niet-vaststelling door de Raad van door de Commissie aanbevolen besluiten. Ten tweede vordert de Commissie nietigverklaring van de conclusies van de Raad ten aanzien van Duitsland en Frankrijk.

De eerste vordering van de Commissie wordt door het Hof niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof redeneert dat het feit dat de Raad niet tot een gekwalificeerde meerderheid kan komen, geen negatief besluit inhoudt, waartegen een beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld. Volgens het Hof zou de Commissie wel een beroep wegens nalaten tegen de Raad kunnen instellen.

De vordering tot nietigverklaring van de conclusies van de Raad wordt door het Hof gehonoreerd, voorzover de conclusies strekken tot wijziging van de oorspronkelijke aanbevelingen en opschorting van de excessieftekortprocedure. Volgens het Hof is de wijziging van de oorspronkelijke aanbevelingen van de Raad niet volgens de juiste procedure tot stand gekomen, omdat wijziging alleen mogelijk is op initiatief van de Commissie. De conclusies zijn nietig voorzover zij opschorting van de excessieftekortprocedure beogen, omdat de procedure slechts opgeschort kan worden nadat een lidstaat gevolg heeft gegeven aan een aanbeveling of aanmaning van de Raad.

In zijn oordeel benadrukt het Hof het belang van de strikte en tijdige toepassing van de excessieftekortprocedure door de Raad. Tevens stelt het Hof dat de Raad afhankelijk is van de aanbevelingen van de Commissie, maar wel beoordelingsruimte heeft ten aanzien van deze aanbevelingen.

Korte analyse
Deze uitspraak geeft met name de verhouding aan tussen de Commissie en de Raad in de excessieftekortprocedure.

Ten eerste maakt deze uitspraak de aanzienlijke beoordelingsruimte duidelijk die de Raad ten opzichte van de aanbevelingen van de Commissie heeft in de excessieftekortprocedure. De Raad kan met vereiste meerderheid de aanbevelingen van de Commissie inhoudelijk wijzigen of afwijzen. De Raad dient hierbij echter wel de voorgeschreven procedures te volgen.

Aan de andere kant benadrukt het Hof in deze uitspraak het initiatiefrecht van de Commissie in de excessieftekortprocedure. Een andere beperking in de vrijheid van de Raad is het feit dat de Raad de excessieftekortprocedure niet kan opschorten. Opschorting kan alleen plaatsvinden wanneer de betrokken lidstaat aan de aanbevelingen of aanmaningen van de Raad heeft voldaan.

Het arrest maakt niet duidelijk of de Raad gehouden kan zijn een besluit te nemen, als een lidstaat blijft verzuimen maatregelen te nemen om het excessieve overheidstekort op te heffen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Dit arrest geeft meer informatie over de verhouding tussen de instellingen in excessieftekortprocedures. De Hofuitspraak stelt eenduidig dat de Commissie het recht van initiatief heeft in de begrotingsprocedure, maar tegelijkertijd dat de Raad het recht heeft aanbevelingen van de Commissie af te wijzen en te wijzigen; Raad en Commissie zijn dus tot elkaar 'veroordeeld' in de excessieftekortprocedure. Hierbij kan de procedure wel vastlopen op het niet bereiken van een meerderheid in de Raad. Mogelijk zou een beroep wegens nalaten hier uitkomst kunnen bieden, maar het is op basis van dit arrest nog niet duidelijk of de Raad verplicht is om maatregelen te nemen tegen een land dat de normen uit het SGP blijft overschrijden.

Na deze uitspraak bevindt de Raad zich juridisch weer in de situatie zoals die voor 25 november 2003 was. Zoals in de verscheidene reacties op de Hofuitspraak aangegeven, zullen Raad en Commissie nu nauw samenwerken bij het vinden van een oplossing voor de ontstane impasse.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van Buitenlandse Zaken, van Financiën en van Economische Zaken.