C-028/09, Commissie tegen Oostenrijk, arrest van 21 december 2011

Contentverzamelaar

C-028/09, Commissie tegen Oostenrijk, arrest van 21 december 2011

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van 21 december 2011 in zaak C-28/09, Commissie tegen Oostenrijk.

Betrokken departementen : Alle ministers

Sleutelwoorden
Niet-nakoming – Artikelen 28 EG en 29 EG - Vrij verkeer van goederen – Maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve in– en uitvoerbeperkingen - Vervoer – Richtlijnen 96/62/EG en 1999/30/EG - Sectoraal rijverbod voor vrachtwagens van meer dan 7,5 ton die bepaalde goederen vervoeren – Luchtkwaliteit – Bescherming van gezondheid en milieu – Evenredigheidsbeginsel - Samenhang

Beleidsrelevantie
Een sectoraal rijverbod voor vrachtwagens van meer dan 7,5 ton die bepaalde goederen vervoeren, is een beperking van het vrij verkeer van goederen. Het bestaan van alternatieve oplossingen, zoals vervoer per spoor, sluit het bestaan van die beperking niet uit. Een sectoraal rijverbod is weliswaar een geschikte maatregel om het beoogde doel van milieubescherming te verwezenlijken, maar is niet noodzakelijk indien minder beperkende maatregelen mogelijk zijn om het beoogde doel te bereiken. Een lidstaat kan, i.c. door de Europese Commissie aangedragen, alternatieve maatregelen slechts dan afwijzen wanneer die kan aantonen dat die maatregelen ongeschikt zijn om het nagestreefde doel op minder beperkende wijze te bereiken. Dit lijkt op een verzwaring van de bewijslast voor de Lidstaat tegenover een verlichting van die last voor de Commissie.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Dit arrest betreft de tweede zaak voor het Hof over maatregelen van Oostenrijk om de luchtverontreiniging op de autosnelweg A 12 door het dal van de Inn in Tirol te verminderen om te kunnen voldoen aan de Europese luchtkwaliteitsrichtlijnen. Deze autosnelweg is een van de belangrijkste verbindingswegen tussen Zuid-Duitsland en Noord-Italië. In het arrest over de eerste zaak van 15 november 2005 (C-320/03) had het Hof al vastgesteld dat een in 2003 ingesteld sectoraal rijverbod voor vrachtwagens van meer dan 7,5 ton die bepaalde goederen vervoeren, onverenigbaar was met het vrij verkeer van goederen aangezien het onevenredig was in verhouding tot het nagestreefde doel van milieubescherming. De Oostenrijkse autoriteiten hebben opnieuw op een, ditmaal bijna 84 km lang, deel van dezelfde autosnelweg een soortgelijk sectoraal rijverbod ingesteld. Deze nieuwe maatregel betreft niet alleen een langer deel van de snelweg, maar heeft nu ook gevolgen voor andere belangrijke verbindingen dan enkel de “noordzuid as”.
Oostenrijk stelt dat de bestreden maatregel geen schending kan vormen van het vrij verkeer van goederen omdat deze onderdeel uitmaakt van een plan of programma dat is vastgesteld ter uitvoering van de verplichtingen die voorvloeien uit de Europese luchtkwaliteitsrichtlijnen. Het Hof stelt vast dat de lidstaten bij het nemen van de maatregelen om ervoor te zorgen dat de vastgestelde grenswaarde voor stikstofdioxide op hun grondgebied niet wordt overschreden beschikken over een beoordelingsbevoegdheid. Dat neemt niet weg dat zij de Unieregels, zoals het vrij verkeer van goederen, in acht moeten nemen.
Het sectorale rijverbod vormt een belemmering van het vrij verkeer van goederen, ook al bestaan er alternatieve routes en vervoerswijzen voor de betrokken goederen. In het kader van het onderzoek of deze maatregel kan worden gerechtvaardigd oordeelt het Hof dat het sectorale rijverbod geschikt is om het beoogde doel van bescherming van het milieu te verwezenlijken (in de eerste zaak had het Hof zich hier niet over uitgesproken).
Het Hof onderzoekt vervolgens of de beperking niet verder gaat dan voor het bereiken van de doelstelling noodzakelijk is. Met verwijzing naar het arrest in de eerste zaak herhaalt het Hof dat Oostenrijk grondig had moeten onderzoeken of maatregelen konden worden getroffen die minder zouden beperken waarbij zij die maatregelen alleen van de hand zou mogen wijzen als deze niet geschikt zouden zijn om het doel te bereiken. Het Hof onderzoekt vervolgens of Oostenrijk dit heeft gedaan. Oostenrijk heeft noch uitbreiding van het rijverbod naar meer categorieën Euroklassen (i.e. indeling van vrachtwagens op grond van grenswaarden stikstofoxide emissie) noch een permanente verlaging van de maximum toegestane snelheid voldoende in aanmerking genomen. Hieruit volgt volgens het Hof dat Oostenrijk niet heeft aangetoond dat de door de Commissie aangedragen minder beperkende alternatieve maatregelen, ongeschikt zouden zijn om het doel van bescherming van het milieu te verwezenlijken. Daarom concludeert het Hof dat Oostenrijk het vrije verkeer van goederen op onevenredige wijze heeft beperkt.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau
Er zijn geen directe gevolgen voor bestaand beleid of rechtspraktijk. Wel benadrukt het arrest eens te meer, dat bij het vaststellen van nieuwe maatregelen die mogelijk de interne markt beperken strenge eisen worden gesteld aan de evenredigheid van de maatregelen. Willen deze gerechtvaardigd kunnen worden op grond van dwingende redenen van algemeen belang dan moet de lidstaat aantonen dat mogelijke alternatieven niet geschikt zijn om het doel van de nieuwe beperkende maatregel te bereiken. Dit lijkt op een verzwaring van de bewijslast voor de Lidstaat tegenover een verlichting van die last voor de Commissie.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan alle ministers. Een vervolgfiche is niet nodig.

Klik hier voor het volledige dossier van het arrest.