C-034/98 en C-169/98, Commissie tegen Frankrijk, arrest van 15 februari 2000

Contentverzamelaar

C-034/98 en C-169/98, Commissie tegen Frankrijk, arrest van 15 februari 2000

Datum arrest, zaaknummer, partijen
HvJEG 15 februari 2000, zaak C-34/98, Commissie tegen Frankrijk
HvJEG 15 februari 2000, zaak C-169/98, Commissie tegen Frankrijk

Betrokken departementen
SZW, Fin, VWS

Sleutelwoorden
Sociale zekerheid - Financiering - Toepasselijke wetgeving

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Frankrijk heeft in 1990 een bijzondere heffing ingevoerd om de tekorten in de sociale zekerheid te bestrijden, de algemene sociale bijdrage ( contribution sociale généralisée; hierna: CSG; zaak C-169/98). In 1996 is daarnaast een extra heffing ingesteld om de tekorten van 1994 tot en met 1996 te dekken, de bijdrage ter vereffening van de sociale schuld (contribution pour le remboursement de la dette sociale; hierna: CRDS; zaak C-34/98).

Deze heffingen vormen een opslag op de heffing van de inkomstenbelasting. Alle natuurlijke personen die voor de inkomstenbelasting hun fiscale woonplaats in Frankrijk hebben, zijn met name over hun inkomsten uit arbeid of vervangende inkomsten CSG en CRDS verschuldigd. Fiscale woonplaats in Frankrijk heeft degene die in Frankrijk onder meer metterwoon is gevestigd of er zijn hoofdverblijf heeft. Onder voorbehoud van internationale overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, worden eveneens CSG en CRDS geheven over in het buitenland verkregen arbeids- en vervangende inkomsten waarvoor in Frankrijk inkomstenbelasting is verschuldigd. Van die inkomsten moet aangifte worden gedaan bij de bevoegde belastingadministratie, die de daarmee overeenkomende bijdrage vaststelt en int. De opbrengsten van de heffingen vallen toe aan het kinderbijslagfonds, het nationaal solidariteitsfonds en de ziekenfondsen (CSG) en aan een bijzondere kas die is ingesteld om de tekorten in de sociale zekerheid aan te zuiveren (CRDS).

Ook in Frankrijk wonende grensarbeiders moeten deze heffingen betalen, hoewel zij op grond van artikel 13 van verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB 1997, L 28, blz. 1; hierna: verordening nr. 1408/71), niet aan de Franse socialezekerheidswetgeving zijn onderworpen. Volgens deze bepaling kan iemand niet gelijktijdig aan de wetgeving van twee lidstaten onderworpen zijn. Als hoofdregel geldt de onderwerping aan de wetgeving van het werkland, ongeacht waar iemand woont. De grensarbeiders moeten daardoor niet alleen in hun werkland socialezekerheidsbijdragen betalen, maar ook nog eens in Frankrijk De Commissie stelt dat Frankrijk daardoor inbreuk maakt op het fundamentele recht van vrij verkeer zoals vervat in artikel 39 EG en op genoemde verordening. De Franse regering stelde daarentegen dat het niet betrof socialezekerheidsheffingen maar belastingen.

Het Hof overweegt dat dubbele premieheffing onverenigbaar is met de bepalingen van artikel 13 van verordening nr. 1408/71. De omstandigheid dat een heffing in een nationale wetgeving als belasting wordt gekwalificeerd, betekent volgens het Hof niet, dat die heffing, wat verordening nr. 1408/71 betreft, niet kan worden geacht binnen de werkingssfeer van die verordening te vallen en dat derhalve de regel van non-cumulatie van de toepasselijke wetgevingen niet op die heffing van toepassing is. Het doorslaggevende element voor de toepassing van verordening nr. 1408/71 is de rechtstreekse en voldoende relevante samenhang die de betrokken bepaling heeft met de wetten die de in die verordening genoemde takken van sociale zekerheid regelen.

De CSG en CRDS zijn, in tegenstelling tot de heffingen ter voorziening in de algemene behoeften van de overheid, specifiek en rechtstreeks bestemd voor de financiering van het Franse socialezekerheidsstelsel. Het maakt volgens het Hof niet uit dat de betaling van de CSG en de CRDS geen recht geven op een rechtstreekse en identificeerbare tegenprestatie in de vorm van uitkeringen.

Volgens het Hof is de dubbele heffing ook in strijd met artikel 39 EG, waarvoor geen rechtvaardiging kan worden aanvaard. Omdat inwoners van Frankrijk die in een andere lidstaat werken en bijdragen aan de financiering van de sociale zekerheid van die staat, bovendien moeten meebetalen, al is het slechts gedeeltelijk, aan de sociale zekerheid van Frankrijk, is sprake van ongelijke behandeling met andere inwoners van Frankrijk. De vastgestelde ongelijke behandeling vormt volgens het Hof een belemmering van het vrij verkeer van werknemers als vervat in artikel 39 EG, waarvoor, gelet op artikel 13 van verordening nr. 1408/71, geen enkele rechtvaardiging kan worden aanvaard. De Franse regering poogde de omvang van de inbreuk nog te bagatelliseren door te wijzen op het geringe aantal personen en het geringe bedrag van de heffing, maar deze suggestie wordt door het Hof verworpen met de overweging dat elke belemmering van het vrij verkeer van personen, hoe gering ook, verboden is.

Korte analyse
Deze arresten maken duidelijk dat een lidstaat niet in alle gevallen vrij is langs fiscale weg de financiering van de sociale zekerheid te regelen. Wanneer het gaat om personen die gebruik maken van hun recht op vrij verkeer zal moeten worden bedacht dat een gefiscaliseerde socialezekerheidsheffing niet kan worden toegepast op alle inwoners. Inwoners die in een andere lidstaat werken moeten daarvan worden vrijgesteld. Het moet dan wel gaan om heffingen die losstaan van het algemene tarief van de inkomstenbelasting. In tegenstelling tot de heffingen ter voorziening in de algemene behoeften van de overheid, waren de hier betwiste heffingen specifiek en rechtstreeks bestemd voor de financiering van het Franse socialezekerheidsstelsel. De tegenwerping van de Franse regering dat de Commissie al jarenlang verzuimt de Deense regering aan te spreken op de grotendeels gefiscaliseerde financiering van het socialezekerheidsstelsel in Denemarken, stuitte hierop af. Ook het Franse argument dat de maatregelen waren getroffen in de context van een geleidelijke fiscalisering van de sociale zekerheid kan geen genade vinden. Een nationale kwalificatie als een belasting doet een heffing nog niet als zodanig tot de eigen bevoegdheden van de lidstaten op budgettair en sociaal gebied behoren.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De Nederlandse situatie heeft voor de Commissie altijd als voorbeeld gediend bij het aanpakken van de Franse regering. In Nederland worden de premies voor de volksverzekeringen berekend over het belastbaar inkomen (na 1 januari 2001 over 'box 1-inkomen'). De heffing over de eerste schijf valt echter uiteen in twee herkenbare delen, te weten de inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen. Wanneer in grensoverschrijdende situaties de betrokkene niet is onderworpen aan de Nederlandse socialezekerheidswetgeving als gevolg van de conflictregels van Verordening 1408/71, blijft premieheffing achterwege.

Wel geeft deze uitspraak aan dat de fiscale manoevreerruimte bij de vormgeving van de financiering van de sociale zekerheid begrensd is. Niet de nationale kwalificatie als directe belasting geeft de doorslag, maar de inpassing in de systematiek van Verordening 1408/71.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en de arresten ter kennisneming aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Financiën, en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.