C-039/04, Laboratoires Fournier, arrest van 10 maart 2005

Contentverzamelaar

C-039/04, Laboratoires Fournier, arrest van 10 maart 2005

Arrest van het Hof van Justitie van 10 maart 2005 in de zaak C-39/04, Laboratoires Fournier tegen Direction des vérifications nationales et internationales

Betrokken departementen
EZ, FIN

Sleutelwoorden
Vrij verkeer van diensten - belastingwetgeving - belastingkrediet voor onderzoek - territorialiteitseis van het te ondersteunen onderzoek - onverenigbaarheid van dergelijke beperkingen in het licht van de Europese doelstelling inzake onderzoek en het vrij verkeer van diensten.

Beleidsrelevantie
Beperking van de mogelijkheden om territorialiteitseisen te verbinden aan fiscale voordelen voor het verrichten van O&O-werkzaamheden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In deze zaak werden door Laboratoires Fournier twee Franse belastingkredieten voor onderzoeksuitgaven aangevochten, te weten een krediet voor de afschrijving van onroerende zaken die in Frankrijk zijn gelegen en rechtstreeks worden aangewend voor wetenschappelijk en technisch onderzoek; en een krediet voor onderzoeksuitgaven die uitsluitend betrekking hebben op in Frankrijk verrichte handelingen.

Het Hof van Justitie stelt in het algemeen vast dat een nationale regeling die alleen een belastingkrediet toekent wanneer de onderzoeksactiviteiten op het eigen grondgebied van de desbetreffende lidstaat zijn verricht, in strijd is met het vrije verkeer van diensten. Het Hof geeft hiervoor drie argumenten:

  • De samenhang van het nationale belastingstelsel kan de territorialiteitseis niet rechtvaardigen, omdat onderhavige regeling niet direct verbonden is aan andere belastingmaatregelen;
  • Een dergelijke territoriale beperking druist rechtstreeks in tegen de doelstelling van het communautaire beleid inzake onderzoek en technologische ontwikkeling. Het doel van de gemeenschap op dit terrein betekent immers onder meer benutting van de interne markt waarbij wettelijke en fiscale belemmeringen van de samenwerking tussen ondernemingen worden opgeheven;
  • De regeling biedt de belastingplichtige geen mogelijkheid om aan te tonen dat de uitgaven voor onderzoeksactiviteiten in andere lidstaten daadwerkelijk zijn gedaan en voldoen aan de voorgeschreven criteria, terwijl het Hof op voorhand niet uitgesloten acht dat de belastingplichtige relevante bewijsstukken overlegt aan de hand waarvan de belastingautoriteiten de heffing kunnen controleren.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Naar aanleiding van deze uitspraak is met de Commissie ambtelijk overleg gevoerd over de Wet Bijdrage voor Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). De uitkomst van dit overleg is, dat de EC genoegen neemt met een zodanige vormgeving van de WBSO dat bedrijven in Nederland die in Nederland speur- en ontwikkelingswerk verrichten gebruik kunnen maken van de WBSO en daarbij de mogelijkheid hebben om dit speur- en ontwikkelingswerk (gedeeltelijk) uit te voeren in andere lidstaten zonder voorafgaande goedkeuring en met een degelijke verantwoording achteraf. De WBSO zal aldus worden aangepast.

Van medewerkers van de Commissie is vernomen dat de Commissie aan dit arrest geen gevolgen verbindt voor territorialiteitsvereisten in staatssteunregelingen. Vraag is of Nederland (behalve de WBSO) nog andere fiscale regelingen met territorialiteitsbepalingen hanteert en die naar aanleiding van deze uitspraak moeten worden aangepast.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisneming aan de ministers van Economische Zaken en Financiën en aan het ISO, met het verzoek aan de minister van Financiën om te bezien of Nederland nog andere fiscale regelingen met territorialiteitsvereisten hanteert en met het verzoek om die zo nodig aan te passen.