C-062/09 ABPI, arrest van 22 april 2010

Contentverzamelaar

C-062/09 ABPI, arrest van 22 april 2010

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 22 april 2010 in zaak C-62/09 (ABPI)

Betrokken departementen
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en het Ministerie van Economische Zaken (EZ).

Sleutelwoorden
Richtlijn 2001/83/EG – Artikel 94: geneesmiddelenreclame, financiële stimulans voor artsenpraktijken om bepaalde geneesmiddelen voor te schrijven, voorschrijfvrijheid van artsen, bevoegde nationale autoriteiten op het gebied van de volksgezondheid en het zorgstelsel.

Beleidsrelevantie

In deze zaak heeft het Hof bepaald dat dat het verbod op beloning van artsen van artikel 94 van de Richtlijn 2001/83/EG niet geldt voor overheidsinstanties die moeten toezien op de uitvoering van de richtlijn en die verantwoordelijk zijn voor het volksgezondheidsbeleid, waaronder het beheersen van de overheidsuitgaven. Niet alleen overheidsinstanties in Nederland maar ook private zorgverzekeraars, die de verplichte ziektekostenverzekering uitvoeren, hanteren / hanteerden voorschrijfbonussen. Dit moet over- en onderbehandeling met geneesmiddelen tegengaan en de uitgaven voor de zorg beheersen. De vraag is of de Europese regels voor geneesmiddelenreclame zich evenmin verzetten tegen voorschrijfbonussen van de private zorgverzekeraars en of er evenmin sprake is van (verboden) commerciële verkoopbevordering van geneesmiddelen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Om de uitgaven voor geneesmiddelen te beperken hebben primary care trusts (onderdeel van de Engelse National Health Service) bonusregelingen voor artsenpraktijken ingevoerd om artsen over te halen goedkopere generieke of specifiek aangewezen geneesmiddelen voor te schrijven. De Engelse vereniging van de farmaceutische industrie (ABPI) verzet zich tegen de bonusregeling voor specifiek aangewezen geneesmiddelen en spreekt het uitvoerend orgaan van het Engelse ministerie van Volksgezondheid dat toezicht houdt op de reclamebepalingen (de MHPR) hierop aan.
Het Hof overweegt dat het verbod van artikel 94, van Richtlijn 2001/83/EG niet kan gelden voor overheidsinstanties die moeten toezien op de uitvoering van de richtlijn en die verantwoordelijk zijn voor het volksgezondheidsbeleid, waaronder het beheersen van de overheidsuitgaven. In het algemeen wordt met het gezondheidsbeleid van een lidstaat en de daarvoor voorziene overheidsuitgaven geen winst of commercieel doel nagestreefd. Een bonusregeling die onderdeel is van een dergelijk beleid, kan dan niet worden geacht deel uit te maken van de commerciële verkoopbevordering van geneesmiddelen.

Dictum: Het Hof legt (anders dan de Advocaat-Generaal wiens conclusie meestal wordt overgenomen) artikel 94, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG zo uit dat het geven van een financiële beloning aan artsen om specifieke geneesmiddelen voor te schrijven niet is verboden op grond van de Europese regels voor geneesmiddelenreclame, mits die bonussen uitgaan van overheidsinstanties die daarmee beogen de uitgaven voor de zorg te beheersen. Zelfs als daardoor geneesmiddelen met een andere werkzame stof worden voorgeschreven dan voorheen. Voorwaarde is wel dat de bonusregeling is gebaseerd op objectieve en transparante criteria.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid en de rechtspraktijk op nationaal niveau

Het arrest geeft op het eerste gezicht geen aanleiding tot aanpassing van nationaal beleid. Het arrest geeft geen antwoord op de vraag of het verbod van artikel 94 van Richtlijn 2001/83/EG evenmin van toepassing is op een situatie waarin private zorgverzekeraars mede verantwoordelijkheid dragen voor de allocatie van de aan de zorg toegewezen middelen en de beheersing van de zorguitgaven. Wanneer zorgverzekeraars volledig onder de regels voor geneesmiddelenreclame zouden vallen, zou een instrument om de uitgaven voor de zorg te beheersen en de kwaliteit van de zorg te bevorderen (en daarop te concurreren) hen worden ontnomen. Immers, zorgverzekeraars zouden dan geen bonusregelingen voor artsenpraktijken mogen invoeren om artsen over te halen specifiek aangewezen geneesmiddelen voor te schrijven. Onduidelijk is ook hoe dit mogelijke verbod van artikel 94 op voorschrijfbonussen zich verhoudt tot de beleidsvrijheid van een lidstaat om zijn zorgstelsel zo in te richten dat geen overheidsinstanties maar onderling concurrerende private zorgverzekeraars mede verantwoordelijkheid dragen voor de betaalbaarheid, de allocatie van de daaraan toegewezen middelen (artikel 168, lid 7 VWEU).

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de minister van VWS en de minister van EZ. De ICER verzoekt de minister van VWS om de ICER te informeren over de gevolgen voor het beleid en de wetgeving en de te nemen maatregelen.