C-083/01 P, C-093/01 P, C-094/01 P, Chronoposte, arrest van 3 juli 2003
Datum arrest, zaaknummer, partijen Arrest van het Hof van Justitie van 3 juli 2003, Chronoposte in de gevoegde zaken C-83/01 P, C-93/01 P, C-94/01 P
Betrokken departementen Alle departementen, alsmede IPO, VNG en de Unie van Waterschappen (UvW).
Sleutelwoorden Hogere voorziening-, staatssteun-, postdienst-, overheidsonderneming belast met dienst van algemeen economisch belang-, logistieke en commerciële steun aan dochteronderneming die niet gereserveerde sector opereert-, begrip staatssteun-, criterium van particuliere ondernemer die onder normale marktvoorwaarden handelt.
Beleidsrelevantie Voor de beoordeling of compensatie van openbare ondernemingen (belast met de uitvoering van een dienst van algemeen economisch belang) aan haar privaatrechtelijke dochteronderneming (belast met uitvoering van economische activiteiten) staatssteun betreft, kan niet altijd worden uitgegaan van de vergelijking met een particuliere onderneming die onder normale marktomstandigheden handelt. Diensten van algemeen economisch belang worden niet onder normale marktomstandigheden aangeboden, dus er is geen vergelijkbare situatie. In deze gevallen dient uit te worden gegaan van de kosten die de openbare onderneming maakt voor het verstrekken van bijstand aan de dochteronderneming voorzover bedoeld voor concurrentiële werkzaamheden. Indien de verlangde tegenprestatie van de dochteronderneming volstaat ter dekking van de gemaakte kosten ( incl. vergoeding voor eigen vermogen) van de openbare moederonderneming is geen sprake van steun in de zin van artikel 92, lid 1 van het Verdrag (nu artikel 87).
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Er zijn drie partijen:
Feiten SFEI heeft 21 december 1990 een klacht ingediend bij de Europese Commissie op grond van het feit dat de logistieke en commerciële steun van La Poste aan SFMI staatssteun betreft in de zin van artikel 92 (nu artikel 87) EG-Verdrag. De vergoeding die SFMI voor de steun van La Poste betaalde kwam volgens SFEI niet overeen met de normale marktvoorwaarden. Het verschil tussen de marktprijs voor dergelijke diensten en de door SFMI daadwerkelijk betaalde prijs zou staatssteun vormen.
De Commissie neemt een beschikking op 10 maart 1992 waarin Commissie aangeeft aan de klacht geen gevolg te geven. Hiertegen stelde SFEI beroep in bij het Hof tot nietigverklaring van deze beschikking. Commissie trekt op 9 juli 1992 de eerdere beschikking in. SFEI stelt op 16 juni 1993 beroep in tegen SFMI, Chronoposte en La Poste bij het Tribunaal de Commerce de Paris.
Op 30 mei 1996 heeft de Commissie Frankrijk op de hoogte gesteld van de inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2 EG-Verdrag (nu art. 88).
Op 1 oktober 1997 gaf de Commissie de litigieuze beschikking. De Commissie stelt de vraag of de voorwaarden van de transactie tussen de Franse posterijen en SFMI-Chronoposte vergelijkbaar zijn met die van een gelijkwaardige transactie tussen een particuliere moedermaatschappij, die zeer wel een monopoliepositie kan innemen, en haar dochteronderneming. Volgens Cie is er geen enkel financieel voordeel, indien de interne prijzen waartegen de producten en diensten tussen ondernemingen van hetzelfde concern worden uitgewisseld, berekend zijn aan de hand van de integrale kosten (totale kosten + vergoeding eigen vermogen). Commissie concludeert dat La Poste haar dochtermaatschappij onder normale marktvoorwaarden logistieke en commerciële bijstand verleend heeft en het dus geen staatssteun betreft.
Onderdelen van SFEI hebben beroep ingesteld tegen de Commissiebeschikking bij het Gerecht. Het Gerecht verklaart de beschikking van de Commissie nietig op grond van het feit dat Commissie zich niet heeft gebaseerd op een economische analyse om aan te tonen dat de betrokken transactie vergelijkbaar was met een transactie tussen ondernemingen die onder normale marktvoorwaarden opereren. De door La Poste ontvangen tegenprestatie moet vergelijkbaar zijn met die welke wordt verlangd door een niet in een gereserveerde sector opererende particuliere holding of particuliere groep ondernemingen.
Chronoposte/ La Poste en Frankrijk vragen het Hof van Justitie dit arrest van het Gerecht nietig te verklaren.
Redenering Hof Het Hof verklaart het arrest nietig op grond van het feit dat er geen sprake van een vergelijkbare marktsituatie, aangezien het de uitvoering van een dienst van algemeen belang betreft. Normale marktomstandigheden dienen dan te worden beoordeeld aan de hand van andere beschikbare objectieve en controleerbare elementen. Het Hof bedoelt hier de werkelijke kosten die door de openbare onderneming worden gedragen voor het verlenen van logistieke en commerciële steun aan de dochteronderneming.
Dictum Het Hof stelt dat artikel 92, lid 1 (nu 87) zo dient te worden uitgelegd dat van een steunmaatregel ten gunste van een onderneming (SFMI-Chronoposte) geen sprake is wanneer blijkt dat de verlangde tegenprestatie volstaat ter dekking van de gedragen kosten wegens het verstrekken van logistieke en commerciële bijstand, voor zover gebruikt voor concurrentiële werkzaamheden van SFMI-Chronoposte.
Korte analyse In dit arrest wordt ingegaan op het begrip staatssteun en het criterium van een particuliere onderneming die onder normale marktvoorwaarden handelt.
Indien een openbare onderneming logistieke en commerciële steun verleent aan haar privaatrechtelijke dochteronderneming, die een activiteit uitoefent die openstaat voor de vrije mededinging (i.c. snelle postbezorging), kan dit niet worden vergeleken met een gelijkwaardige transactie tussen een particuliere moedermaatschappij en haar dochteronderneming. Indien bepaalde activiteiten door een normale marktpartij niet zouden worden verricht, betreffende diensten van algemeen economisch belang, is er geen sprake van een vergelijkbare situatie. Normale marktomstandigheden dienen dan te worden beoordeeld aan de hand van andere beschikbare objectieve en controleerbare elementen. Het Hof bedoelt hier de werkelijke kosten die door de openbare onderneming worden gedragen voor het verlenen van logistieke en commerciële steun aan de dochteronderneming. Van staatssteun is geen sprake indien de verlangde tegenprestatie volstaat ter dekking (= geen overcompensatie) van de gemaakte kosten voor het verstrekken van deze logistieke en commerciële bijstand, voor zover dit wordt gebruikt voor de concurrentiële werkzaamheden van SFMI-Chronoposte. Het Hof vernietigt hiermee de uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg (en de eerdere uitspraak in SFEI C-39/94).
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau Bij de beoordeling of sprake is van staatssteun in het geval een openbare moederonderneming bijstand verleent aan privaatrechtelijke dochteronderneming die commerciële economische activiteiten verricht dient rekening te worden gehouden met de kosten die de moederonderneming werkelijk draagt. Indien deze kosten gelijk zijn aan de verlangde tegenprestatie van de dochteronderneming (de kosten dus niet lager, dan is er n.l. sprake van steun. Er mag geen sprake zijn van overcompensatie) is geen sprake van steun en hoeft niet te worden aangemeld. Er hoeft dus niet perse te worden nagegaan of de ontvangen tegenprestatie van de dochter te vergelijken is met die welke wordt verlangd van een normale marktpartij.
Voorstel voor behandeling Het fiche met het bijbehorende arrest wordt ter informatie aan de ministers van SZW, BZK, VWS, Def, VW, EZ en het Interdepartementaal Steunoverleg. De ministers van BZK worden verzocht om het fiche onder de aandacht van het IPO en de VNG te brengen.