C-094/03 en C-178/03, PIC-verdrag, arresten van 10 januari 2006

Contentverzamelaar

C-094/03 en C-178/03, PIC-verdrag, arresten van 10 januari 2006

Signaleringsfiche
Arresten van het Hof van Justitie van 10 januari 2006, C-94/03, Commissie tegen Raad (vernietiging besluit goedkeuring PIC-verdrag) en C-178/03, Commissie tegen de Raad en het Parlement (vernietiging PIC-verordening)

Betrokken departementen
VROM, BZ, SZW, V&W, JUS en LNV.

Sleutelwoorden
Verdrag van Rotterdam - Handel in gevaarlijke chemische stoffen via procedure met voorafgaande geïnformeerde toestemming (prior informed consent = PIC) - Beroep tot nietigverklaring - Keuze van rechtsgrondslag - Artikelen 133, 175 en 300EG.

Beleidsrelevantie
Het besluit tot goedkeuring van het Verdrag van Rotterdam en de verordening die aan dat verdrag uitvoering geeft, hadden gebaseerd moeten worden op een dubbele rechtsgrondslag. Milieu en gemeenschappelijk handelsbeleid zijn in dit geval onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onderhandelaars in Brussel moeten alert zijn op de rechtsgrondslag van gemeenschapshandelingen. Deze is bepalend voor de bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en de Gemeenschap alsmede voor de besluitvormingsprocedure. Bij een dubbele rechtsgrondslag kan de bevoegdheidsverdeling per bepaling verschillen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Deze zaak betreft het besluit tot goedkeuring van het Verdrag van Rotterdam (= PIC-verdrag) en de verordening die aan dat verdrag uitvoering geeft. In beide gevallen had de Commissie het gemeenschappelijk handelsbeleid (art. 133 EG) voorgesteld als rechtsgrondslag en had de Raad deze vervangen door milieu (art. 175, lid 1 EG). De Commissie vroeg het Hof om het besluit en de verordening te vernietigen.

Het Hof concludeert dat sprake is van een rechtsbasis in zowel het milieubeleid als de gemeenschappelijke handelspolitiek Volgens het Hof zijn handel en milieu in dit verdrag onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het feit dat de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu de voornaamste zorg van partijen bij het verdrag was, doet hieraan niet af.

Het Hof herinnert eraan dat een dubbele rechtsgrondslag niet mogelijk is wanneer de rechten van het Europees Parlement worden aangetast en/of de procedures onverenigbaar zijn. In dit geval zijn de procedures niet onverenigbaar. De Raad besluit in beide gevallen in beginsel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Het Europees Parlement behoeft weliswaar niet te worden betrokken bij de totstandkoming van beleid op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Maar de grondslag in het milieubeleid vereist dat het Parlement vóór sluiting van de internationale overeenkomst wordt geraadpleegd en dat het Parlement ingevolge de medebeslissingsprocedure wordt betrokken bij de totstandkoming van de verordening.

Zowel het besluit als de verordening worden vernietigd. De gevolgen van de verordening worden door het Hof echter in stand gelaten totdat nieuwe besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Er zijn geen beleidsmatige gevolgen voor Nederland. De gevolgen van de vernietigde verordening blijven in stand, zodat handhavers gewoon een beroep op de verordening kunnen blijven doen. Er verandert niets aan de positie van Nederland binnen het Verdrag van Rotterdam. Nederland blijft partij en zal de verordening gewoon blijven toepassen.

Op Europees niveau echter moet de Commissie een nieuwe verordening in procedure brengen. Dit gaat volgens de co-decisieprocedure. Ook moet een nieuw besluit worden genomen. De Raad zal over het besluit beslissen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Bovendien moet het Europees Parlement worden geraadpleegd.

De gevolgen van de verordening worden gehandhaafd totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening is vastgesteld. Aangenomen mag worden dat in ieder geval het doorlopen van de co-decisieprocedure binnen de term 'redelijk' valt.

De uitspraak over het besluit heeft een gemeenschapsintern karakter en heeft niet tot gevolg dat het verdrag door de Gemeenschap wordt opgezegd. Hiervoor zou een expliciete externe handeling nodig zijn.

Het arrest bevestigt dat het bepalen van de rechtsgrondslag een heel feitelijke aangelegenheid is, waarbij vooral moet worden gekeken naar de aard en inhoud van de regeling. Deze zaak heeft geen directe gevolgen voor andere dossiers. De uitspraak bevestigt dat onderhandelaars in Brussel alert dienen te blijven op de rechtsgrondslag van een instrument omdat deze bepalend is voor de besluitvormingsprocedure.

De Gemeenschap is exclusief bevoegd op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. In externe onderhandelingen kan de Commissie alleen, met uitsluiting van de lidstaten, het woord voeren. Ten aanzien van het milieubeleid van de Gemeenschap bestaat een gedeelde bevoegdheid. Het Hof heeft in onderhavige uitspraken nadrukkelijk aangegeven welke bepalingen van het Verdrag tot de gemeenschappelijke handelspolitiek en welke tot het terrein van het milieu behoren.

In toekomstige situaties kan deze verduidelijking een leidraad vormen voor de verdeling van de woordvoering in internationale onderhandelingen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en de bijbehorende arresten ter kennisneming aan alle ministers en vraagt de minister van Justitie om deze naar de Raad voor de Rechtspraak te sturen. De arresten zullen in de besprekingen in Brussel over de nieuwe verordening en het nieuwe besluit worden betrokken. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.