C-094/04 en C-202/04, arrest van 5 december 2006, Cipolla / Capodarte

Contentverzamelaar

C-094/04 en C-202/04, arrest van 5 december 2006, Cipolla / Capodarte

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 5 december 2006, gevoegde zaken C-94/04 en C-202/04, Frederico Cipolla tegen Rosaria Portolese en Stafano Macrino, Claudia Capodarte tegen
Roberto Meloni

Betrokken departementen
JUS, SZW, BZK, VWS, EZ/NMA, BZ

Sleutelwoorden
Communautaire mededingingsregels - nationale tariefregelingen voor advocatenhonoraria - vaststelling van tarieven voor beroepsgroep - vrij verrichten van diensten – art. 10, 81 en 82 EG

Beleidsrelevantie
Het Hof herhaalt dat regels vastgesteld door een beroepsorganisatie een overheidskarakter hebben indien de Staat de regels moet goedkeuren en in laatste instantie beslist. Dit geldt zelfs als anderen dan tot de betreffende beroepsgroep behorenden (i.c. advocaten) dezelfde werkzaamheden mogen verrichten zonder dat de betreffende tariefregeling geldt. Deze zienswijze kan van belang zijn voor de regelgeving die voor andere gereglementeerde beroepen (dat wil zeggen beroepen waarvoor de tarieven bij publiekrecht kunnen worden vastgesteld) dan de advocatuur wordt opgesteld. Het vrij verrichten van diensten mag dus worden beperkt in het kader van het algemeen belang.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Cipolla is advocaat en had vooraf van drie cliënten een betaling ontvangen voor te verrichten diensten. Achteraf komt Cipolla opnieuw met een rekening met een beroep op toepassing van de tariefregeling, die bindend de hoogte van het minimumhonorarium oplegt. De vraag is of de betreffende tariefregeling de mededinging beperkt in die gevallen waarin partijen een forfaitaire tariefafspraak hebben gemaakt. In de zaak Meloni hebben cliënten de hoogte van het honorarium van advocaat Meloni dat was gebaseerd op de tariefregeling aangevochten.
Een nationale, niet door de overheid vastgestelde tariefregeling, kan het interstatelijke handelsverkeer negatief beïnvloeden en dus de mededinging beperken. Het nuttig effect van de Europese mededingingsregels wordt ongedaan gemaakt als een lidstaat het totstandkomen van mededingingsbeperkende maatregelen oplegt of begunstigt, dan wel de werking ervan versterkt. Ook als de overheid het overheidskarakter aan een regeling ontneemt door de verantwoordelijkheid voor het nemen van besluiten tot interventie op economisch gebied over te dragen aan particulieren, is dit niet geoorloofd. Het Hof oordeelt dat geen van deze omstandigheden op de Italiaanse Staat van toepassing zijn. Het vaststellen van een tariefregeling met bindende minimumhonoraria door de lidstaat op basis van een advies van de beroepsgroep, zowel voor diensten die alleen door die beroepsgroep mogen worden uitgeoefend als voor diensten die ook door anderen die niet onder de tariefregeling vallen kunnen worden verricht, is niet in strijd met de mededingingsregels.
Wel bepaalt het Hof dat het verbod op afwijking van minimumhonoria voor werkzaamheden die exclusief tot de advocatuur behoren, in strijd is met het vrij verkeer van diensten. Buitenlandse advocaten hebben door dit verbod namelijk moeilijker toegang tot de Italiaanse markt. Een beperking kan echter gerechtvaardigd zijn in het kader van het algemeen belang. Het voorschrijven van minimumhonoraria kan noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de kwaliteit van de dienstverlening achteruit gaat. De nationale rechter zal aan de hand van een aantal factoren moeten beoordelen of aan de criteria ter rechtvaardiging wordt voldaan. Daarbij moet worden nagegaan of andere regels over de beroepsuitoefening voldoende zijn om de voornoemde doelstellingen te bereiken.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
Het Hof bevestigt de lijn die is uitgezet in het arrest Wouters (C-309/99). Hierin werd bepaald dat de Nederlandse Orde van Advocaten tariefregelingen mag vaststellen mits ze daarmee een wettelijk vastgelegde publiekrechtelijke rol v ervult. Voorts herhaalt het Hof in algemene zin het in de arresten Arduino (C-35/99) en Mauri (C-250/03) gestelde dat lidstaten geen maatregelen mogen nemen die het nuttig effect van de op ondernemingen toepasselijke mededingingsregels ongedaan kunnen maken. In het onderhavige arrest wordt de reikwijdte in zoverre uitgebreid dat de mededingingsregels er niet aan in de weg staan dat de tariefregeling niet alleen betrekking heeft op werkzaamheden van advocaten maar ook op dergelijke werkzaamheden die door anderen die niet onder de werking van de tariefregeling vallen, kunnen worden gedaan.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken.