C-110/05, CIE / Italië, arrest van 10 februari 2009

Contentverzamelaar

C-110/05, CIE / Italië, arrest van 10 februari 2009

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 10 februari 2009 in zaak C-110/05, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.

Betrokken departementen

V&W, EZ

Sleutelwoorden

Reikwijdte artikel 28 EG – Gebruiksverbod als maatregel van gelijke werking – Rechtvaardiging ivm algemeen belang (verkeersveiligheid) – toetsing noodzaak en evenredigheid

Beleidsrelevantie

In dit arrest verschaft het Hof meer duidelijkheid over de vraag of een gebruiksverbod ten aanzien van een goed een beperking van het vrije verkeer kan opleveren. Opvallend is dat het Hof voor het eerst het karakter van de gekozen maatregel meeweegt in zijn beoordeling of deze proportioneel is. Het Hof overweegt dat het gebruiksverbod een eenvoudig toe te passen en te handhaven regel is en dat het onzeker is of een alternatief hiervoor, zoals een gedeeltelijk verkeersverbod, het door Italië gewenste niveau van verkeersveiligheid afdoende verzekert. Een lidstaat hoeft bovendien niet te bewijzen dat er geen andere voorstelbare maatregel is die hetzelfde beoogde doel verwezenlijkt.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Italië verbiedt in haar wegenverkeerswet het trekken van een aanhangwagen door een motorfiets. De Commissie stelt dat dit gebruiksverbod in strijd is met artikel 28 EG. Het Hof is van oordeel dat een gebruiksverbod voor een product op het grondgebied van een lidstaat een aanzienlijke invloed heeft op het consumentengedrag en zodoende een negatieve uitwerking heeft op de toegang van het product tot de markt van die lidstaat. Het gebruiksverbod verhindert het gebruik van aanhangwagens die rechtmatig zijn gemaakt en in de handel gebracht in andere lidstaten, en belemmert daarmee (indirect) de invoer en de verkoop ervan in Italië. Zodoende vormt het gebruiksverbod een door artikel 28 EG verboden maatregel van gelijke werking.

Vervolgens gaat het Hof na of het gebruiksverbod objectief gerechtvaardigd wordt door een dwingende eis van algemeen belang (verkeersveiligheid) en of het noodzakelijk en evenredig is om de verkeersveiligheid te verzekeren. Het Hof acht het verbod geschikt om de verkeersveiligheid te verzekeren waarbij het overweegt dat het aan de lidstaten is om te beslissen over de mate van bescherming van de verkeersveiligheid omdat er op dit punt geen volledige communautaire harmonisatie is. Bovendien hoeft een lidstaat niet te bewijzen dat er geen andere voorstelbare maatregel is die hetzelfde beoogde doel verwezenlijkt.

Alhoewel alternatieve maatregelen mogelijk zijn om hetzelfde doel te bereiken, kan de lidstaten volgens het Hof niet worden ontzegd om een doelstelling zoals verkeersveiligheid te verwezenlijken door de invoering van algemene en eenvoudige regels zoals een gebruiksverbod. Het is voor bestuurders gemakkelijk te begrijpen en voor de bevoegde autoriteiten zonder moeilijkheden te handhaven en te controleren. Het Hof stelt ook vast dat een gedeeltelijk vervoersverbod niet hetzelfde gewenste veiligheidsniveau kan verzekeren. Het Hof verwerpt daarmee het beroep van de Commissie.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Het Hof heeft ondubbelzinnig uitgemaakt dat een gebruiksverbod een beperking van het vrije verkeer van goederen kan vormen in de zin van artikel 28 EG als het de toegang tot de markt van een lidstaat voor uit andere lidstaten afkomstige producten belemmert. Een gebruiksverbod kan echter wel gerechtvaardigd zijn op grond van een dwingende reden van algemeen belang zoals de bescherming van de verkeersveiligheid.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt het fiche en het bijbehorende arrest aan alle ministers en de staatssecretaris voor Europese Zaken. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.