C-110/97 e.a., diverse LGO-zaken, arresten van 22 november 2001

Contentverzamelaar

C-110/97 e.a., diverse LGO-zaken, arresten van 22 november 2001

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van 22 november 2001, zaak C-110/97, Koninkrijk der Nederlanden/ Raad van de Europese Unie
Arrest van 22 november 2001, zaak C-301/97, Koninkrijk der Nederlanden/ Raad van de Europese Unie
Arrest van 22 november 2001, zaak C-451/98, Antillean Rice Mills NV/ Raad van de Europese Unie
Arrest van 22 november 2001, zaak C-452/98, Nederlandse Antillen/ Raad van de Europese Unie
Arrest van 6 december 2001, zaak T-43/98, Emesa Sugar (Free Zone) NV/ Raad van de Europese Unie
Arrest van 6 december 2001, zaak T-44/98, Emesa Sugar (Free Zone) NV/ Raad van de Europese Unie
Arrest van 17 januari 2002, zaak T-47/00, Rica Foods (Free Zone) NV/ Raad van de Europese Unie

Betrokken departementen
LNV, EZ, BZ (DIE), PVEU, Betrokken instanties

Sleutelwoorden
Associatieregeling van landen en gebieden overzee - Invoer van rijst en suiker van oorsprong uit landen en gebieden overzee - Vrijwaringsmaatregelen - Beroep tot nietigverklaring - Beroep tot schadevergoeding - Ontvankelijkheid - Onomkeerbaarheid van bereikte resultaten-Evenredigheidseginsel - Rechtszekerheid

Beleidsrelevantie
Beroepen tegen vrijwaringsmaatregelen naar aanleiding van het vorige LGO-besluit (91/482/EEG) en het tussentijdse LGO-herzieningsbesluit (97/803/EEG) zijn helaas illusoir gebleken. Inmiddels is een nieuw LGO-besluit vastgesteld dat op 2 december 2001 in werking is getreden en dat het oude LGO-besluit uit 1991 vervangt. Het betreft Besluit nr. 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap ("LGO-besluit"). In hoeverre uit het nieuwe LGO-besluit rechtszaken zullen voortvloeien zal de tijd leren. Het is te prematuur daarop nu al een antwoord te geven.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In een tweetal arresten van het Hof (zaak C-110/97 en zaak C-301/97) is het beroep dat Nederland heeft ingesteld tegen vrijwaringsmaatregelen van de Raad (vervat in verordeningen) met betrekking tot de invoer van rijst en suiker van oorsprong uit landen en gebieden overzee afgewezen. In zaak C-451/98 en in zaak C-452/98 zijn ook Antillean Rice Mills NV en de Nederlandse Antillen tegen vrijwaringsmaatregelen in beroep gegaan. Antillean Rice Mills en de Nederlandse Antillen worden door het Hof echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat Antillean Rice Mills niet het bewijs heeft geleverd dat zij uit hoofde van bijzondere hoedanigheden individueel wordt geraakt door de vrijwaringsmaatregelen.

In zaak T-43/98 en T-44/98 wordt het beroep van Emesa Sugar tegen Besluit 97/803/EEG van 24 november 1997 tot tussentijdse herziening van het LGO-besluit 91/482/EG afgewezen. In zaak T-47/00 wordt het beroep van Rica Foods tegen de vrijwaringsmaatregel niet-ontvankelijk verklaard. Alle middelen die Nederland in zaak C-110/97 en zaak C-301/97 had aangebracht tegen de vrijwaringsmaatregelen zijn door het Hof afgewezen. De vrijwaringsmaatregelen zijn volgens het Hof niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

In zaak C-301/97 is door Nederland nog schending van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen aangevoerd. Volgens de rechtspraak van het Hof kan het een gemeenschapshandeling slechts aan WTO-regels toetsen, ingeval de Gemeenschap uitvoering heeft willen geven aan een in het kader van de WTO aangegane bijzondere verplichting of indien de gemeenschapshandeling uitdrukkelijk naar specifieke bepalingen van de WTO-overeenkomsten verwijst. Dit is in casu niet het geval.

Met betrekking tot het middel (schending van artikel 109, lid 1, van het LGO-besluit) stelt het Hof dat bij de afweging van de verschillende in het Verdrag genoemde doeleinden, de Raad, die daartoe over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt, zich in voorkomend geval genoodzaakt kan zien bepaalde, voordien aan de LGO toegekende, terug te schroeven (zaak C-17/98, Emesa Sugar). Wanneer de Raad van mening is dat de invoer van rijst van oorsprong uit de LGO, met name wegens de omvang ervan, ernstige verstoringen op de communautaire rijstmarkt veroorzaakt of dreigt te veroorzaken, dan kan hij beslissen om voordien aan de LGO toegekende voordelen in te perken. De gemeenschapsinstellingen beschikken bij de toepassing van artikel 109 van het LGO-besluit over een ruime beoordelingsbevoegdheid. De gemeenschapsrechter behoort zich ertoe te beperken te toetsen of bij de uitoefening daarvan geen sprake is geweest van een kennelijke dwaling of misbruik van bevoegdheid, dan wel of de gemeenschapsinstellingen de grenzen van hun beoordelingsbevoegdheid niet klaarblijkelijk hebben overschreden (zaak C-390/95, Antillean Rice Mills I; zaak C-189/01, Jippes).

Ook de schending van het evenredigheidsbeginsel wordt afgewezen. De vastgestelde vrijwaringsmaatregelen, die de vrije invoer van rijst van oorsprong uit de LGO in de Gemeenschap slechts uitzonderlijk, ten dele en tijdelijk hebben beperkt, waren volgens het Hof geschikt ter bereiking van het door de gemeenschapsinstellingen bereikte doel, zoals dat uit de vrijwaringsmaatregelen en het LGO-besluit volgt.

Volgens Nederland heeft de Raad zijn bevoegdheid uit hoofde van artikel 109 van het LGO-besluit voor een ander doel gebruikt dan waarvoor zij is voorzien. Het Hof stelt echter vast dat niet blijkt dat de Raad een ander doel voor ogen had, dan het verhelpen van de op de communautaire rijstmarkt vastgestelde verstoringen of het vermijden van ernstiger verstoringen dan de reeds bestaande.

Tenslotte is ook de motivering in orde. De motivering van de vrijwaringsmaatregelen was voldoende om Nederland in staat te stellen de inhoud van de vrijwaringsmaatregelen te verifiëren, en te beoordelen of het opportuun was de wettigheid van het gemotiveerde besluit aan te vechten. Het beroep van Nederland is in alle vier arresten in zijn geheel verworpen.

In de twee arresten van het Gerecht van 6 december 2001 (waarbij Nederland in zaak T-43/98 aan de zijde van Emesa Sugar (Free Zone) NV (hierna: Emesa Sugar) heeft geïntervenieerd), wordt door Emesa Sugar de regel uit het besluit 97/803/EEG tot tussentijdse herziening van het LGO-besluit (PbEG 1997, L 329/50) aangevochten. Bij dit bestreden besluit is de toepassing van de regel van de oorsprongscumulatie ACS/LGO beperkt voor suiker uit de LGO.

Emesa Sugar is van mening dat het bestreden besluit om vijf redenen vernietigd moet worden: (1) schending van het vergrendelingsmechanisme, volgens hetwelk de voordelen die in het kader van de gefaseerd tot stand gekomen associatie met de Gemeenschap aan de LGO zijn toegekend, niet meer door de Gemeenschap kunnen worden teruggedraaid, (2) schending van het evenredigheidsbeginsel, (3) schending van artikel 240 van het LGO-besluit, (4) schending van het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel, en (5) schending van artikel 190 EG-verdrag (motiveringsbeginsel). Alle middelen worden door het Gerecht afgewezen. Er bestaat geen absoluut vergrendelingsmechanisme in de betrekkingen tussen de Gemeenschap en de LGO. Ingevolge dit beginsel kunnen volgens Emesa Sugar de voordelen die in het kader van de gefaseerd tot stand gekomen associatie reeds zijn toegekend aan de LGO, niet door een later besluit van de Gemeenschap worden teruggedraaid. Dit is al voor het Hof aan de orde geweest in zaak C-17/98 (Emesa Sugar). Bij de afweging van de verschillende in het Verdrag genoemde doeleinden tegen de achtergrond van de op basis van zijn eerdere besluiten bereikte resultaten in hun geheel genomen, kan de Raad voordien aan de LGO toegekende voordelen terugschroeven.

In zaak T-47/00 is het Gerecht niet aan de hoofdzaak toegekomen omdat Rica Foods door hem niet-ontvankelijk is verklaard, wat ook door Hof is gedaan met betrekking tot Antillean Rice Mills in zaak C-451/98 en de Nederlandse Antillen in zaak C-452/98 (zie hiervoor). Het Hof en het Gerecht geven een uitgebreide analyse van de bestaande rechtspraak op grond waarvan een particulier rechtstreeks en individueel is geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG. Een natuurlijke of rechtspersoon wordt slechts individueel geraakt door een handeling van algemene strekking wanneer die handeling hem treft uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert.

Korte analyse
Uit deze arresten volgt helaas dat verworvenheden voor de LGO hetzij door vrijwaringsmaatregelen, hetzij door herziening dan wel door vervanging van het LGO-besluit geheel of gedeeltelijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Er bestaat, zoals al in Emesa Sugar (zaak C-17/98) is uitgesproken, geen vergrendelingsmechanisme in de betrekkingen tussen de Gemeenschap en de LGO. Het Hof en het Gerecht zitten op één lijn. Het creëren van een stelsel van handelspreferenties (verlenen aan een derde land of een LGO-gebied van een preferentiële toegang tot de EU-markt tegen een gereduceerd invoerrecht, nultarief of van een bepaalde hoeveelheid invoer in de vorm van een tariefcontingent) betekent geenszins dat daarmee de eerste stap op een vastgebaande route wordt gezet, die automatisch zal (moeten) leiden tot verdergaande liberalisatie van het handelsverkeer met het betrokken derde land. Het verlenen van preferenties in het handelsverkeer heeft niet tot gevolg dat het proces van liberalisatie onomkeerbaar is, noch dat er een vergrendelingsmechanisme wordt geïntroduceerd op elk niveau van liberalisatie. Een eenmaal verleende preferentiële behandeling kan ingevolge de Hofjurisprudentie weer worden gewijzigd in een minder preferentiële behandeling, indien de ontwikkeling op de EG-markt daartoe aanleiding geeft.

Het Koninkrijk der Nederlanden is tot op heden tegen alle vrijwaringsmaatregelen met honorabele middelen in beroep gegaan en heeft in vrijwel alle zaken van particuliere (Antilliaanse) ondernemingen bij het Gerecht aan de zijde van deze ondernemingen geïntervenieerd. Ook naast de in het fiche behandelde arresten heeft Nederland in alle nog lopende zaken bij het Gerecht geïntervenieerd aan de zijde van Antilliaanse bedrijven. De juridische weg om de uit het LGO-besluit (Besluit 91/482/EEG; PbEG 1991, L 263/1) voortvloeiende verworvenheden voor de Nederlandse Antillen en Aruba te behouden heeft het helaas niet gehaald.

Hoewel als gezegd honorabele middelen tegen de vrijwaringsmaatregelen door Nederland zijn aangevoerd die niet op voorhand juridisch kansloos waren, hebben het Hof en het Gerecht helaas alle middelen verworpen. De arresten lijken erop te duiden dat het in beroep gaan tegen vrijwaringsmaatregelen vrijwel als illusoir moet worden beschouwd. Deze (Europese) rechtsontwikkeling moet worden betreurd.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten voor beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk
Beroep tegen vrijwaringsmaatregelen naar aanleiding van het vorige LGO-besluit (91/482/EEG) en het tussentijdse LGO-herzieningsbesluit (97/803/EEG) zijn helaas illusoir gebleken. Inmiddels is echter een nieuw LGO-besluit vastgesteld dat op 2 december 2001 in werking is getreden en dat het oude LGO-besluit uit 1991 vervangt. Het betreft Besluit nr. 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap ("LGO-besluit")(sic!). In hoeverre uit het nieuwe LGO-besluit rechtszaken zullen voortvloeien zal de tijd leren. Het is te prematuur daarop nu al een antwoord te geven.

Voorstel van behandeling
De ICER zendt dit fiche ter kennisneming aan de Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Economische Zaken, Buitenlandse Zaken, de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en Aruba en aan de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie.