C-116/06, Kiiski, arrest van 20 september 2007

Contentverzamelaar

C-116/06, Kiiski, arrest van 20 september 2007

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 20 september 2007 in de zaak C-116/06, Sari Kiiski v. Tampereen kaupunki

Betrokken departementen
BZK, JUS, SZW

Sleutelwoorden
Gelijke behandeling van mannen en vrouwen – Bescherming zwangere werkneemsters – Artikel 2 van richtlijn 76/207/EEG – Recht op zwangerschapsverlof – Artikelen 8 en 11 van richtlijn 92/85/EEG – Recht om duur van opvoedingsverlof te wijzigen

Beleidsrelevantie
Uit dit arrest volgt dat een werkgever een verzoek van een werknemer om reeds toegekend opvoedingsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten in een periode waarin recht bestaat op zwangerschapsverlof niet kan afwijzen.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Kiiski is docente aan het lyceum van Tampere. Haar is opvoedingsverlof toegekend voor de periode van 11 augustus 2004 tot en met 4 juni 2005 voor haar in 2003 geboren kind. Wanneer zij opnieuw zwanger blijkt te zijn, verzoekt zij haar werkgever om de periode van het opvoedingsverlof te wijzigen en op 22 december 2004 te laten eindigen. De werkgever weigert op de grond dat een nieuwe zwangerschap niet een niet te voorziene en gegronde reden is voor een wijziging van het opvoedingsverlof. Kiiski start een gerechtelijke procedure tegen haar werkgever wegens directe en indirecte discriminatie op grond van geslacht. De Finse rechtbank verzoekt het Hof om uitleg over de richtlijnen 76/207/EEG en 92/85/EEG.
Het Hof stelt eerst vast dat Kiiski tijdens het opvoedingsverlof aan te merken is als een (zwangere) werkneemster in de zin van richtlijn 92/85/EEG. Hoewel de richtlijn ziet op bescherming van zwangere werkneemsters tegen gevaren tijdens de uitoefening van een beroepsactiviteit, betekent dit niet dat de vrouw, wanneer zij verlof geniet, aan die richtlijn geen rechten kan ontlenen. Uit de communautaire regels betreffende het opvoedingsverlof volgt voorts dat de arbe idsverhouding gedurende het verlof blijft bestaan.
Vervolgens is het de vraag of de regels voor (wijziging van) het opvoedingsverlof af kunnen doen aan rechten die inherent zijn zwangerschapsverlof. Omdat de toekenning van opvoedingsverlof van invloed is op de organisatie van de werkgever en vervanging noodzakelijk kan maken, mogen strikte regels worden gesteld aan wijziging van een toegekende periode. Anderzijds moet een wijziging mogelijk zijn in geval van gebeurtenissen die het de werknemer onmogelijk maken om voor het kind te zorgen. Volgens het Hof behoort een zwangerschap tot deze categorie gebeurtenissen. Gedurende de periode rondom de bevalling is het voor de vrouw niet goed mogelijk om voor een ander kind te zorgen. In deze periode bestaat recht op zwangerschapsverlof, waarmee beoogd wordt bescherming te bieden tegen cumulatie van lasten. De zorg voor een kind brengt gedurende een periode van 14 weken rondom de bevalling op vergelijkbare wijze een cumulatie van lasten met zich mee, die maakt dat in die periode een wijziging van het opvoedingsverlof moet worden toegestaan.
Het geheel uitsluiten van zwangerschap als gegronde reden voor wijziging vormt directe discriminatie naar geslacht.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Uit dit arrest volgt dat een werkgever een verzoek van een werknemer om reeds toegekend opvoedingsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten in een periode waarin recht bestaat op zwangerschapsverlof niet kan afwijzen.
In het arrest Commissie/Luxemburg (C-519/03) heeft het Hof eerder al bepaald dat ouderschapsverlof niet kan worden ingekort wanneer het wordt onderbroken door een ander verlof met een andere doelstelling dan het ouderschapsverlof, zoals het zwangerschapsverlof. Het is in strijd met het gemeenschapsrecht als een lidstaat bepaalt dat het recht op zwangerschapsverlof of adoptieverlof dat tijdens het ouderschapverlof ontstaat, in de plaats komt van het ouderschapsverlof, zonder dat de ouder het gedeelte van het ouderschapsverlof dat hij niet heeft kunnen opnemen, kan uitstellen.
Naar aanleiding van het arrest Commissie/Luxemburg is een wijziging in de Wet Arbeid en zorg aangebracht, die regelt dat een werkgever een verzoek van een werknemer om reeds toegekend ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten in een periode waarin recht bestaat op zwangerschapsverlof of adoptieverlof, niet mag afwijzen. Tevens wordt geregeld dat aldus niet opgenomen ouderschapsverlof niet vervalt.
Met deze wetswijziging wordt aan het arrest Kiiski, dat ziet op de samenloop van ouderschapsverlof en zwangerschapsverlof, voldaan.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en de arresten ter kennisneming toe aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.