C-119/05, Lucchini, arrest van 18 juli 2007
Signaleringsfiche Arrest van het Hof van Justitie van 18 juli 2007, in de zaak C-119/05, Ministero dell’Industria, del Commercio e dell’Artigianato tegen Lucchini SpA
Betrokken departementen BZ, JUS, EZ, V&W
Sleutelwoorden Staatssteun, EGKS, Staalindustrie, Terugvordering, Gezag van gewijsde van arrest van nationale rechterlijke instantie
Beleidsrelevantie Het onderhavige arrest verplicht de nationale rechter om - in bijzondere gevallen- bepalingen uit het nationale (proces)recht, die de terugvordering van onrechtmatig verkregen staatssteun in de weg staan, buiten toepassing te laten met een beroep op het beginsel van voorrang van gemeenschapsrecht.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Lucchini, een Italiaanse vennootschap, heeft bij de bevoegde nationale autoriteiten steun aangevraagd voor de modernisering van bepaalde ijzer-en staalinstallaties. Bij beschikking 90/555/EGKS heeft de Commissie verklaard, dat de door de nationale autoriteiten toegezegde steun onverenigbaar is met het gemeenschapsrecht. Voordat deze beschikking was vastgesteld had Lucchini de nationale rechter verzocht om haar aanspraak te doen gelden op het volledige steunbedrag. In deze procedure werd door geen der partijen, noch door de rechter een beroep gedaan op beschikking 90/555. Naar het oordeel van de nationale rechter had Lucchini recht op de steun. Deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd en in kracht van gewijsde gegaan. De Commissie heeft de nationale autoriteiten gelast de betrokken steun in te trekken en terug te vorderen. In de procedure die Lucchini daarop instelt stellen de bevoegde autoriteiten dat het gemeenschapsrecht (o.a. beschikking 90/555) voorrang heeft op een nationaal arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.
De nationale rechter heeft vervolgens aan het HvJ gevraagd of het geme enschapsrecht zich verzet tegen de toepassing van een bepaling van nationaa l recht waarin het beginsel van het gezag van gewijsde is neergelegd, indien toepassing daarvan in de weg staat aan de terugvordering van staatssteun die in strijd met het gemeenschapsrecht is verleend en waarvan de onrechtmatigheid in een definitief geworden beschikking van de Commissie is vastgesteld. Het Hof beantwoordt deze vraag bevestigend. De nationale rechter is immers niet bevoegd om de (on)rechtmatigheid van steunmaatregelen te beoordelen, aangezien dit een exclusieve bevoegdheid van de Commissie is, die daarbij onder toezicht van de gemeenschapsrechter staat. De nationale rechter was niet bevoegd om te oordelen over de verenigbaarheid van de steunmaatregelen met het gemeenschapsrecht of om beschikking 90/555 niet toe te passen. De nationale rechter dient zorg te dragen voor de volle werking van het gemeenschapsrecht en strijdige nationale voorschriften, op eigen gezag, buiten toepassing te laten. In deze zaak heeft dat tot gevolg dat de bepaling waarin het beginsel van gezag van gewijsde is neergelegd, buiten toepassing moet worden gelaten.
Eerste inventarisatie van mogelijke effecten Dit arrest kan in bijzondere gevallen meebrengen dat de rechter het gezag van gewijsde moet doorbreken. In deze zaak ging het om de bijzondere situatie dat een nationale rechter niet bevoegd was uitspraak te doen over de rechtmatigheid van staatssteun en een definitief geworden beschikking van de Commissie - in strijd met het beginsel van voorrang van het gemeenschapsrecht - niet had toegepast. In deze bijzondere situatie dient de nationale rechter het voorschrift waarin het gezag van gewijsde is neergelegd buiten toepassing te laten om de volle werking van het gemeenschapsrecht te kunnen waarborgen. De uitspraak heeft geen gevolgen voor het wetsvoorstel terugvordering staatssteun.
Voorstel van behandeling De ICER stelt voor het arrest en het bijbehorende signaleringsfiche ter kennisneming te verzenden naar de ministers van alle departementen, alsmede naar de staatssecretaris van Europese Zaken. Tevens wordt voorgesteld dit fiche door te sturen naar de Raad voor de Rechtspraak. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.