C-121/07, arrest van 9 december 2008, Commissie / Frankrijk

Contentverzamelaar

C-121/07, arrest van 9 december 2008, Commissie / Frankrijk

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 9 december 2008 in zaak C-121/07, Commissie tegen Frankrijk (boete, ggo’s)

Betrokken departementen

Alle

Sleutelwoorden

Niet-nakoming – Richtlijn 2001/18/EG – doelbewuste introductie in milieu en in handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen – niet uitvoering arrest van Hof waarin niet nakoming wordt vastgesteld –– artikel 228 EG – uitvoering in loop van geding – boete

Beleidsrelevevantie

Het Hof kan ook nog een boete opleggen als in de loop van de procedure van artikel 228 EG alsnog wordt voldaan aan een veroordelend arrest.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Op 15 juli 2004 was Frankrijk door het Hof veroordeeld (C-419/03) omdat het niet tijdig alle maatregelen had getroffen om te voldoen aan richtlijn 2001/18/EG over genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). De Commissie is in juli 2005 een procedure gestart tegen Frankrijk wegens niet uitvoeren van dat Hofarrest. Ze heeft het Hof voorgesteld een boete en een dwangsom op te leggen. Na de mondelinge behandeling van de zaak, bracht Frankrijk zijn wetgeving volledig in overeenstemming met de richtlijn.

Het Hof stelt vast dat Frankrijk artikel 228 EG, eerste lid, heeft geschonden, omdat op de datum waarop de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn was verstreken niet alle maatregelen waren getroffen die nodig zijn ter uitvoering van het eerste arrest. Aangezien Frankrijk inmiddels wel uitvoering heeft gegeven aan het aanvankelijke arrest, is het opleggen van een dwangsom zinloos geworden. De dwangsom is er immers op gericht om de lidstaat te overreden om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Echter, met een forfaitaire som (boete) wordt een lidstaat bestraft voor zijn handelswijze in het verleden. Bovendien dient een boete de lidstaat er van te weerhouden vaker een dergelijke inbreuk te maken. Het Hof kan ook een boete opleggen als het eerste Hofarrest weliswaar inmiddels volledig is uitgevoerd, maar als een boete gelet op de kenmerken van de zaak en de vereiste mate van overreding en afschrikking, noodzakelijk blijkt te zijn. In deze zaak legt het Hof een boete op. Daarbij spelen de volgende factoren een rol. De houding van Frankrijk, in verschillende arresten reeds veroordeeld wegens niet nakomen van verplichtingen met betrekking tot ggo’s. De tijdspanne, grote vertraging terwijl het enkel aanpassing van wetgeving betreft. De ernst van de niet-nakoming, in geding zijn wezenlijke doelen van de gemeenschapswetgever (milieu, volksgezondheid, vrij verkeer ggo’s). Bij het bepalen van de hoogte van de boete wordt rekening gehouden met het feit dat op grond van de voorloper van deze richtlijn al enkele uitvoeringsmaatregelen zijn vastgesteld, de uiteindelijk vastgestelde maatregelen de nieuwe richtlijn consequent omzetten en de verplichting tot loyale samenwerking niet is geschonden door tijdrekken.

Frankrijk wordt veroordeeld tot betaling van een boete van 10 miljoen euro.

Inventarisatie van de mogelijke effecten

Ook als in de loop van de procedure van artikel 228 EG alsnog wordt voldaan aan het veroordelende arrest, kan het Hof een boete opleggen.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan alle ministers.