C-121/15 ANODE

Contentverzamelaar

C-121/15 ANODE

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 september 2016 in de zaak C-121/15, ANODE

 

Betrokken departementen

EZ, SZW, IenM, VWS

 

Sleutelwoorden

Harmonisatie van de wetgeving – Aardgasrichtlijn 2009/73/EG – Energie – Aardgassector – Vaststelling van de prijzen voor de levering van aardgas aan de eindafnemers – Gereguleerde tarieven – Belemmering – Verenigbaarheid – Beoordelingscriteria – Doelstellingen van leverings- en voorzieningszekerheid en territoriale samenhang – diensten van algemeen economisch belang.

 

Beleidsrelevantie

Deze uitspraak bevestigt dat de lidstaten openbaredienstverplichtingen, zoals een voorgeschreven leveringsprijs, in de zin van Richtlijn 2009/73 mogen opleggen aan ondernemingen die in de gassector actief zijn, teneinde doelstellingen van algemeen economisch belang te waarborgen. Onder dergelijke doelstellingen vallen de leverings- en voorzieningszekerheid en de territoriale samenhang. Daarbij wordt het begrip dienst van algemeen economisch belang ruim geïnterpreteerd. Het Hof bevestigt eerdere rechtspraak ( C-265/08 Federutility) dat in beginsel een staatsinterventie in de vorm van gereguleerde leveringstarieven in strijd is met het Unierecht. Daarnaast formuleert het Hof een aantal voorwaarden waaraan een interventie moet voldoen, opdat deze toch verenigbaar is met het Unierecht. Vóór de onderhavige uitspraak was het onzeker hoever de lidstaten mochten interveniëren in de regulering van de aardgastarieven. Met dit arrest is een nadere uitwerking gegeven van de ruime bevoegdheden van de lidstaten op dit gebied.

 

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Belangenvereniging Association nationale des opérateurs détaillants en énergie (ANODE) verzoekt de Franse rechter ( Conseil d’État) om nietigverklaring van het decreet van de Franse Minister van Economische Zaken die gereguleerde aardgastarieven voor verkoop door de aanbieders aan de eindafnemers oplegt. ANODE stelt dat er sprake is van bevoegdheidsoverschrijding en dat het genoemde decreet in strijd is met de doelstellingen van Richtlijn 2009/73. Frankrijk beroept zich op de lidstaatbevoegdheid met betrekking tot de dienst van algemeen economisch belang op grond van artikel 3, lid 2 Richtlijn 2009/73 in samenhang met artikel 106, lid 2 VWEU. De verwijzende rechter stelt vervolgens een tweetal prejudiciële vragen. Allereerst vraagt de verwijzende rechter of een staatsinterventie in de vorm van gereguleerde leveringstarieven de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte aardgasmarkt belemmert. Ten tweede vraagt de rechter of Richtlijn 2009/73 de lidstaten toestaat om via de invoering van gereguleerde prijzen doelstellingen zoals de leverings- en voorzieningszekerheid en de territoriale samenhang na te streven.

Het Hof oordeelt in antwoord op de eerste vraag dat een interventie door de overheid in de verkoopprijs van aardgas, een maatregel is die “naar zijn aard een belemmering voor de totstandkoming van een operationele interne gasmarkt vormt”, ook al staat die interventie er niet aan in de weg dat alle op de markt actieve leveranciers concurrerende aanbiedingen kunnen doen tegen prijzen die lager zijn dan die tarieven. Dit neemt echter niet weg dat, met betrekking tot de tweede vraag, de lidstaten mogen nagaan of in het algemeen economisch belang aan ondernemingen die in de gassector actief zijn, openbaredienstverplichtingen moeten worden opgelegd met betrekking tot de prijs voor de levering van aardgas teneinde met name de leverings- en voorzieningszekerheid en de territoriale samenhang te waarborgen. In dit verband legt het Hof uit dat de voorwaarde betreffende het algemeen economisch belang in de nieuwe context die volgt uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet worden bezien. Hiertoe behoren naast artikel 106 VWEU ook artikel 14 VWEU en Protocol nr.26 betreffende de diensten van algemeen belang, alsook artikel 36 Handvest. Hieruit blijkt de essentiële rol en de ruime discretionaire bevoegdheid van de overheden van de lidstaten om diensten van algemeen economisch belang te verrichten, te doen verrichten en te organiseren.

Met betrekking tot de doelstellingen leverings- en voorzieningszekerheid en de territoriale samenhang wordt het volgende opgemerkt. De leverings- en voorzieningszekerheid van de energievoorziening in de Unie vormt een van de gronddoelstellingen van het Uniebeleid op het gebied van energie. Dit wordt uitdrukkelijk bepaald in overwegingen 1 en 22 van Richtlijn 2009/73. Het Hof overweegt dat de territoriale samenhang niet expliciet wordt vermeld als een van de doelstellingen van algemeen economisch belang in Richtlijn 2009/73, maar dat dit desalniettemin een doelstelling kan zijn (mits aan het evenredigheidsbeginsel is voldaan). Het Hof voert hiertoe aan dat de lijst van maatregelen welke voorwerp van openbaredienstverplichtingen kunnen zijn niet uitputtend is. Bovendien verwijzen zowel artikel 14 VWEU als artikel 36 Handvest naar de territoriale samenhang (van de Unie) in het kader van diensten van algemeen economisch belang.

Het Hof concludeert dat staatsinterventies op grond van artikel 3, lid 2 van de richtlijn 2009/73 dienen te voldoen aan de door Richtlijn 2009/73 gestelde voorwaarden, in het bijzonder het niet-discriminerende karakter en het evenredigheidsbeginsel.

 

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Uit deze uitspraak volgt dat de doelstellingen van algemeen economisch belang uit richtlijn 2009/73 niet limitatief zijn. Uit de uitleg van deze richtlijn volgt een ruime lidstaatbevoegdheid bij toepassing van het begrip ‘dienst van algemeen economisch belang’. Het gevolg van deze uitleg  is dat de lidstaten daardoor de mogelijkheid hebben om de aardgastarieven te reguleren teneinde ook andere doelstellingen van algemeen economisch belang te realiseren, zoals territoriale samenhang. In deze sector, die een grote mate van harmonisatie kent, kunnen dus additionele regels door de staat worden opgelegd mits aan de voorwaarden van artikel 3, lid 2 van de richtlijn 2009/73 wordt voldaan. Daarnaast dient de betreffende openbaredienstverplichting altijd te voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en doeltreffendheid, alsmede een niet-discriminerend karakter te hebben. Deze vereisten vormen de begrenzing voor de lidstaten om door middel van openbaredienstverplichting te interveniëren in de vrije marktwerking. Voor Nederland heeft de onderhavige uitspraak een positief effect, gelet op de ruime mogelijkheden om de aardgastarieven te reguleren. Dit waarborgt de rechten van de kwetsbare afnemers.

 

Voorstel voor behandeling

De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche met het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisneming aan hun ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.