C-123/04 en C-124/04, Industrias Nucleares, arrest van 12 september 2006

Contentverzamelaar

C-123/04 en C-124/04, Industrias Nucleares, arrest van 12 september 2006

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 12 september 2006, in de gevoegde zaken C‑123/04 en C-124/04, Industrias Nucleares do Brasil en Siemens tegen UBS en Texas Utilities Electric Corporation

Betrokken departementen

EZ, BZ, FIN

Sleutelwoorden

Euratom-verdrag – Voorziening - Regeling eigendomsrecht – Verrijking van uranium op grondgebied van Gemeenschap door onderdaan van derde staat

Beleidsrelevantie

Op grond van artikel 86 Euratom-Verdrag (EGA) heeft de Gemeenschap het eigendomsrecht van alle in artikel 197 EGA omschreven bijzondere splijtstoffen. Een uitzondering bestaat voor materiaal dat ten behoeve van buitenlandse eigenaren wordt bewerkt (artikel 75 EGA). Volgens het EGA dienen in beginsel alle contracten binnen het bereik van het EGA met betrekking tot de splijtstof uranium door het Voorzieningsagentschap van de Gemeenschap (‘Agentschap’) te worden gecontrasigneerd. In de gevallen dat contrasignering verplicht is, heeft het Agentschap een optierecht om zich in het kader van de voorzieningszekerheid het eigendom van de uranium toe te eigenen. Dit optierecht kan grote gevolgen hebben voor ondernemingen die met betrekking tot uranium overeenkomsten afsluiten. Artikel 75 EGA bepaalt welke situaties uitgezonderd zijn van de plicht tot contrasignering. Het Hof geeft in dit arrest een nadere uitleg van deze uitzonderingen. Volgens deze uitleg vallen de belangrijke uranium-verrijkingscontracten van Urenco met derde landen onder de uitzonderingsbepaling.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Urenco verrijkte uranium voor rekening van het in Brazilië gevestigde Industrias Nucleares do Brasil (INB), dat aan INB werd teruggeleverd en dat deze bij Siemens in Duitsland opsloeg. In 1993 besteedde INB de overname van bij Siemens opgeslagen nucleaire brandstoffen openbaar aan, waarna voor de overname een leningsovereenkomst werd afgesloten. Verweerders claimen een pandrecht en het eigendom te hebben verworven van de aanbestede brandstoffen. De verwijzende rechter meent dat de overdrachten in kwestie zouden kunnen worden geraakt door het EGA en vraagt het Hof om uitlegging van verschillende bepalingen van dit verdrag.

Het Hof oordeelt allereerst dat de in artikel 75 EGA gebezigde begrippen “behandelen, bewerken of verwerken” ook de verrijking van uranium bevatten.

Voorts buigt het Hof zich over de vraag of INB kan worden aangemerkt als een onderneming in de zin van het EGA. Het Hof oordeelt dat een buiten de Gemeenschap gevestigde onderneming als INB, die een zakenrelatie met betrekking tot de levering, afname of opslag van uranium heeft met een binnen de Gemeenschap gevestigde onderneming, niet als zodanig moet worden aangemerkt. Niet kan namelijk worden gezegd dat INB door deze werkrelatie haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk binnen de Gemeenschap uitvoert. Contracten met ondernemingen uit derde landen over verrijking van uranium binnen de EU vallen daardoor op grond van artikel 75, sub c, EGA buiten de regeling voor contrasignering en eigendomsoptierecht uit het EGA.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Het oordeel dat verrijking van uranium valt onder “behandelen, bewerken of verwerken” in de zin van artikel 75 EGA, betekent dat de uitzondering op de plicht tot contrasignering in het geval van contracten met derde landen met betrekking tot de verrijking van uranium van kracht is. Dit is een gunstige uitspraak voor ondernemingen als Urenco, die veel verrijkingscontracten met ondernemingen in derde landen sluiten. De Nederlandse staat bezit middels de NV Ultra-Centrifuge Nederland 1/3 van de aandelen van Urenco. Aangezien deze verrijkingscentrale van Urenco in Nederland staat, is het arrest ook positief ten opzichte van de werkgelegenheid.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de Ministers van EZ, VROM, BZ en Financiën. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.