C-124/09 Smit Reizen, arrest van 29 april 2010

Contentverzamelaar

C-124/09 Smit Reizen, arrest van 29 april 2010

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 29 april 2010, in zaak C-124/09, Smit Reizen

Betrokken departementen
VenW en SZW

Sleutelwoorden

Verordeningen (EEG) nrs. 3820/85 en 3821/85 – Wegvervoer – Registratieplicht – Rusttijden en andere werktijden – Tijd besteed om te reizen naar plaats waar met controleapparaat uitgerust voertuig wordt overgenomen - Begrip ’exploitatiecentrum’

Beleidsrelevantie
In deze zaak heeft het Hof een uitlegging gegeven van het begrip ’exploitatiecentrum’ van het arrest in zaak C-297/99, Skills Motor Coaches e.a.. Deze uitlegging is van belang voor de kwalificatie en registratie van rij- en rusttijden van bestuurders in het wegvervoer.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Deze zaak betreft een geschil tussen busbedrijf Smit Reizen en de Minister van VenW over een geldboete die de minister (IVW) heeft opgelegd aan Smit Reizen. Smit Reizen exploiteert een busbedrijf dat is gevestigd in Harderwijk. Smit Reizen verzorgt buspendels naar Spanje die vertrekken vanaf een op- en overstapplaats te Maarheze. Tussen IVW en Smit Reizen bestaat verschil van mening over de registratie van de tijd die een bestuurder nodig heeft om te reizen naar die centrale op- en overstapplaats. Het EU-Hof van Justitie oordeelde eerder dat de hier bedoelde reistijd als werktijd moet worden geregistreerd indien het vertrekpunt van de bus zich op een andere plek bevindt dan in de woonplaats van de bestuurder of het exploitatiecentrum van de werkgever (arrest in zaak C-297/99, Skills Motor Coaches e.a.). Omdat het Europese recht geen definitie kent van het begrip exploitatiecentrum, heeft de Raad van State aan het Hof gevraagd wat onder dit begrip moet worden verstaan. Het Hof antwoordt dat onder het begrip exploitatiecentrum moet worden verstaan de plaats waaraan de bestuurder concreet verbonden is, te weten de installatie van de vervoersonderneming van waaruit hij in het kader van de normale verrichting van zijn werkzaamheden en niet op bijzondere instructies van zijn werkgever, regelmatig zijn dienst opneemt en waarnaar hij aan het einde daarvan terugkeert. In dit verband kan een contractuele clausule over de plaats waar de bestuurder werkzaam is, een aanwijzing zijn. Het Hof geeft aan dat onder “exploitatiecentrum” niet de vestigingsplaats van de onderneming mag worden verstaan. Dit kan immers een plaats zijn die geen verband houdt met het dagelijks beheer van de vervoersdiensten en waarnaar de bestuurder zich slechts bij hoge uitzondering begeeft. Het Hof sluit ook een definitie uit volgens welke ieder op- en overstappunt of iedere stelplaats voor bussen als exploitatiecentrum zou kunnen worden beschouwd. Dat zou een te ruime uitlegging van het begrip zijn en indruisen tegen het doel de verkeersveiligheid te verbeteren.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
In de eerste plaats heeft het arrest gevolgen voor de verdere procedure bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De afdeling moet met inachtneming van dit arrest nu de vraag beantwoorden of de centrale op- en overstapplaats van Smit Reizen in Maarheeze een exploitatiecentrum is. IVW stelt zich op het standpunt dat deze plaats niet als exploitatiecentrum kan worden aangemerkt, dat Smit Reizen ten onrechte de tijd naar de opstapplaats niet als werktijd heeft geregistreerd en dat IVW terecht een boete aan Smit Reizen heeft opgelegd. In de tweede plaats heeft het arrest ook gevolgen voor andere zaken. IVW zal bij de handhavingpraktijk rekening houden met de uitlegging van het begrip exploitatiecentrum die het Hof heeft gegeven. Als de Afdeling oordeelt dat de centrale op- en overstapplaats van Smit Reizen een exploitatiecentrum is dan zal ook hiermee in de handhavingpraktijk rekening gehouden moeten worden. Aanpassing van wet- en regelgeving is niet nodig.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van VenW en SZW. Een vervolgfiche is niet nodig.