C-126/01, GEMO, arrest van 20 november 2003

Contentverzamelaar

C-126/01, GEMO, arrest van 20 november 2003

Arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van 20 november 2003 in zaak C-126/01 tussen Ministre de l'Économie, des Finances et de l'Industrie en GEMO SA

Betrokken departementen
Alle departementen, ISO

Sleutelwoorden
Staatssteun -Financiering van openbare destructiedienst door belasting op aankoop van vlees - Uitlegging van artikel 87 EG-Verdrag

Beleidsrelevantie
Dit arrest is van belang voor heffingen (ten laste van handelaren of eindgebruikers) die worden aangewend voor de bekostiging van openbare diensten (zoals afvalverwijdering) ten gunste van nationale ondernemingen of producenten.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
GEMO is een middelgrote supermarkt die in Frankrijk vlees en producten op basis van vlees verkoopt. Zij is verplicht om belasting te betalen voor de verkoop van vlees op kleine schaal. De belasting wordt geheven over de op de waarde van door de detailhandel bij de groothandel aangekocht vlees. De opbrengst van de belasting gaat naar het fonds ter financiering van de ophaling en verwijdering van slachtafval. GEMO vordert de betaalde belasting terug op grond van het feit dat de belastingmaatregel ongeoorloofde staatssteun ten gunste van de destructiebedrijven vormt. De nationale rechter oordeelt dat geen sprake is van staatssteun ten gunste van destructiebedrijven omdat de door de overheid betaalde vergoeding de prijs vormt voor de door hen verrichte diensten. De vraag rest of de belasting wel staatsteun is ten gunste van de veehouders en slachthuizen. Zij hoeven namelijk niet te betalen voor het ophalen van het afval. Het Hof gaat de voorwaarden voor staatssteun na.

Het Hof stelt eerst vast dat sprake is van bekostiging met staatsmiddelen en toerekening aan de staat. De omstandigheid dat de ophaling en verwijdering van dierlijke kadavers door privaatrechtelijke ondernemingen wordt verricht doet hier niet aan af. Ten tweede gaat het Hof na of sprake is van bevoordeling. Hij overweegt dat het begrip steun niet alleen positieve prestaties als subsidies, leningen of deelnemingen in het kapitaal van ondernemingen omvat, maar ook andere maatregelen die neerkomen op een lastenverlichting voor ondernemingen. Nu het ophalen van het slachtafval kosteloos wordt verricht moet worden onderzocht of dit een last verlicht die normaliter op het budget van de onderneming rust. Nu financiële lasten voor de verwijdering van slachtafval inherent zijn aan de economische activiteit van veehouder en slachthuizen vormt het kosteloos verwijderen ervan een voordeel. Ten derde onderzoekt het Hof of is voldaan aan het selectiviteitsvereiste. De omstandigheid dat de begunstigde ondernemingen tot verschillende sectoren van activiteit behoren, kan niet volstaan om het selectieve karakter van de maatregel ter discussie te stellen en bijgevolg de kwalificatie als staatssteun weg te nemen. Tot slot wordt nagegaan of sprake is van ongunstige beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer. Het Hof oordeelt dat de kosten van de veehouders en slachthuizen in Frankrijk door de maatregel lager zijn en dat dit onvermijdelijk een positieve weerslag heeft op het vlees. De Franse vleesuitvoer wordt hiermee begunstigd en derhalve is voldaan aan het vereiste dat handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloed. Het Hof oordeelt kortom dat sprake is van staatssteun ten gunste van de veehouders en slachthuizen.

Korte analyse
Onderhavige uitspraak sluit aan bij de eerdere jurisprudentie van het Hof met betrekking tot de verschillende elementen van het begrip staatssteun. In onderhavig arrest wordt de lijn uit deze eerdere rechtspraak geconcretiseerd en toegesneden op de specifieke situatie van bekostiging van een openbare dienst door middel van een belastingheffing ten laste van de detailhandel op de aankoop van vlees waarbij de opbrengst van de belasting ten goede komt aan de openbare destructiediensten die op hun beurt kosteloos slachtafval verwijderen bij de veehouders en slachthuizen. Uit het arrest blijkt dat ook al zijn de veehouders en slachthuizen in feite wettelijk verplicht om voor slachtafval gebruik te maken van destructiediensten, het feit dat ze hiervoor niet hoeven te betalen toch een lastenverlichting vormt die vanuit staatssteunrechtelijk oogpunt wordt gezien als een voordeel.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De bekostiging van een openbare dienst als het ophalen en verwijderen van dierlijke kadavers en slachtafval, vormt staatssteun aangezien de Franse veehouders en de slachthuizen door deze kosteloze dienst worden begunstigd ten opzicht van andere veehouders en slachthuizen in andere lidstaten. Er is evenzeer sprake staatssteun indien de financiering door de overheid wordt verricht door middel van het heffen van belasting op de aankoop van vlees. Nationale initiatieven voor een consumentenheffing op de aankoop van vlees ter dekking van de verliezen en kosten als gevolg van dierziekten zullen mede om deze reden stranden, omdat deze kosten geacht worden een last te vormen die normaliter op het budget van een onderneming drukt.

Voorstel voor behandeling
De ICER stuurt dit fiche en het bijbehorende arrest aan alle Ministers en adviseert met deze uitspraak rekening te houden bij de handhaving of instandhouding van heffingen (ten laste van handelaren of eindgebruikers) die worden aangewend voor de bekostiging van openbare diensten ten gunste van nationale ondernemingenen of producenten. Voorts verzoekt de ICER de Minister van Economische Zaken het fiche door te sturen aan het ISO.