C-128/23

Contentverzamelaar

C-128/23

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    25 april 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    11 juni 2023

Trefwoorden: uitbesteding overheidsopdrachten

Onderwerp: Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende overheidsopdrachten

Feiten:

Verweerster is een stedelijke gemeente en als zodanig verantwoordelijk voor een school voor speciaal onderwijs die zich op haar grondgebied bevindt. Om de school te bereiken zijn de, lichamelijk en motorisch gehandicapte, leerlingen aangewezen op vervoer door speciale schoolbussen met behalve rijdend ook begeleidend personeel. De uitbesteding van deze diensten werd gegund aan de medegedaagde via een openbare aanbestedingsprocedure. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld omdat de uitvoering van de overeenkomst in strijd was met het aanbestedingsrecht, de opdracht aan verzoekster had moeten worden gegund en zij daarom schade had geleden.

Overweging:

Naar het oordeel van de nationale rechter is het doorslaggevend of verweerster de opdracht via een onderhandelingsprocedure zonder oproep tot mededinging mocht gunnen aan de medegedagvaarde, omdat dan een gunning van de opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie bij wet was toegestaan en ook de informatie- en wachtplicht verviel. Voor de spoedaanbesteding via de onderhandelingsprocedure zonder oproep tot mededinging moeten uiterst dringende en dwingende redenen als gevolg van een gebeurtenis die door de aanbestedende dienst niet kon worden voorzien, onmogelijk maken dat de minimumtermijnen van andere soorten procedures in acht worden genomen.

Aan het vereiste van uiterst dringende en dwingende redenen is in casu naar de overtuiging van de nationale rechter met betrekking tot de gunning van de opdracht in kwestie per 1 februari 2022 voldaan. De bestaande vervoersovereenkomst expireerde op 31 januari 2022. Het was in het algemeen belang van de gehandicapte, en dus kwetsbare groep leerlingen dringend noodzakelijk dat het vervoer naadloos doorliep. Gezien deze omstandigheden konden de voor andere procedures voorgeschreven minimumtermijnen niet in acht worden genomen. De verdere vereisten, te weten een onvoorzienbare gebeurtenis en een oorzakelijk verband tussen de onvoorzienbare gebeurtenis en de daaruit voortvloeiende dringende en dwingende redenen, ontbreken echter volgende de nationale rechter. De daaruit voortvloeiende consequentie is dat een tijdige gunning van de opdracht volgens het aanbestedingsrecht niet mogelijk was en dat een aanbestedende dienst die zich houdt aan het recht in vergelijkbare gevallen in de toekomst moet aanvaarden dat een dienst niet tijdig kan worden geleverd, is evenwel in de ogen van de nationale rechter twijfelachtig in gevallen als hier aan de orde, waarin onafwijsbaar behoefte bestaat aan continuïteit van dienstverlening.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 32, lid 2, onder c), van richtlijn 2014/24/EU, gelet op artikel 14 VWEU, restrictief worden uitgelegd in die zin dat de gunning van een overheidsopdracht voor diensten van algemeen belang in gevallen van onverwijlde spoed ook via een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking kan geschieden, indien de gebeurtenis voor de aanbestedende dienst voorzienbaar was en de ter rechtvaardiging van de onverwijlde spoed aangevoerde omstandigheden aan deze dienst toegerekend kunnen worden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Bondsrepubliek Duitsland, C-275/08. DSL Bank/Romano, C-143/18.

Specifiek beleidsterrein: EZK, BZK en IenW