C-132/12 P Stichting Woonpunt e.a tegen de Europese Commissie, arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 februari 2014

Contentverzamelaar

C-132/12 P Stichting Woonpunt e.a tegen de Europese Commissie, arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 februari 2014

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 februari 2014 in zaak C-132/12 P Stichting Woonpunt e.a tegen de Europese Commissie.

Sleutelwoorden
Hogere voorziening – Staatssteun – Steunregeling ten gunste van woningcorporaties – Verenigbaarheidsbesluit – Toezeggingen van de nationale autoriteiten om het Unierecht na te leven – Artikel 263, vierde alinea, VWEU – Beroep tot nietigverklaring – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Procesbelang – Individueel en rechtstreeks geraakte begunstigden – Begrip ‘gesloten kring’.

Betrokken departementen
BZ, BZK, EZ, I&M

Beleidsrelevantie
In dit arrest geeft het Hof nadere uitleg over de gevallen waarin particulieren of rechtspersonen in beroep kunnen gaan bij het EU-Hof tegen handelingen van EU-instellingen die niet aan hen gericht zijn. Daarbij gaat het Hof vooral in op de voorwaarde ‘individueel geraakt zijn’. De uitleg die het Hof geeft, betekent dat een groep van individuen ‘individueel geraakt’ is, indien die op een bepaald tijdstip als een ‘gesloten kring’ kan worden gezien. In dit geval werd de hoedanigheid van woningcorporatie door een toelatingssysteem verleend, zodat het aantal woningcorporaties en de identiteit daarvan ten tijde van de vaststelling van het bestreden besluit dat tot de Nederlandse regering was gericht nauwkeurig vastlagen. Het Hof stelt vervolgens vast dat deze groep ook rechtstreeks geraakt is, omdat de steunmaatregel rechtstreeks gevolgen heeft voor de rechtspositie van de leden van de groep. In deze omstandigheden voldoen ze aan de criteria uit artikel 263 lid 4 VWEU van ‘rechtstreeks en individueel geraakt zijn’ en zijn zij ontvankelijk in hun beroep bij het Hof.

Samenvatting feiten, redenering en dictum
Verschillende Nederlandse woningcorporaties zijn in beroep gegaan tegen een besluit van de Europese Commissie waarin het Nederlandse stelsel van financiering van sociale huisvesting is aangemerkt als staatssteun (zie naast C-132/12 P ook C-133/12 P). De Commissie oordeelde dat de Nederlandse steunmaatregelen verenigbaar waren met de interne markt, na de toezeggingen van de Nederlandse autoriteiten om de bestaande staatssteun die de woningcorporaties genoten, te wijzigen. Daarnaast had de Commissie geen bezwaar tegen een nieuwe steunmaatregel voor bijzondere projectsteun (specifieke wijkaanpak). Het Gerecht had het beroep tot nietigverklaring niet-ontvankelijk verklaard, omdat de woningcorporaties volgens het Gerecht niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 263 lid 4 VWEU. Het Gerecht oordeelde dat zij, louter op grond van hun hoedanigheid van woningcorporatie, niet met succes konden aanvoeren dat zij individueel werden geraakt door het bestreden besluit, voor zover het betrekking heeft op de bestaande staatssteun. Daarnaast hadden de corporaties er volgens het Gerecht geen belang bij om op te komen tegen het besluit, voor zover het betrekking heeft op de nieuwe steunmaatregel.In het onderhavige hoger beroep tegen die uitspraak vernietigt het Hof de beschikking en verklaart het beroep van de woningcorporaties wel ontvankelijk.
Ten aanzien van de nieuwe steunmaatregel oordeelt het Hof, dat het Gerecht het ontbreken van procesbelang tegen het besluit van de Commissie over die maatregel goed heeft gemotiveerd: de corporaties konden zich niet beroepen op een eerdere situatie waarin de staatssteun zou zijn verleend onder gunstiger voorwaarden. Vervolgens gaat het Hof in op de ontvankelijkheid voor wat betreft de bestaande staatssteun. Het Hof wijst allereerst op de versoepeling van de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor het beroep tot nietigverklaring door de invoering van artikel 263 lid 4 VWEU (sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon). Het Hof wijst erop dat er twee mogelijkheden zijn voor een natuurlijke persoon of rechtspersoon om beroep in te stellen tegen een handeling die niet aan hem is gericht. Deze mogelijkheden moeten beide worden onderzocht. Ten eerste is door de genoemde uitbreiding van de beroepsmogelijkheid beroep mogelijk indien sprake is van een regelgevingshandeling die de verzoeker rechtstreeks raakt en geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt (derde zinsnede van artikel 263 lid 4 VWEU). Het Hof concludeert dat hier niet aan is voldaan omdat het litigieuze besluit uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, al worden die daarin niet genoemd. De gevolgen voor de woningcorporaties worden geconcretiseerd door het ministeriële besluit en de nieuwe Woningwet en die kunnen als uitvoeringsmaatregelen worden beschouwd.
De tweede mogelijkheid is dat de verzoeker rechtstreeks en individueel is geraakt door de handeling (tweede zinsnede van artikel 263 lid 4 VWEU). Het Hof verwijst naar de formule zoals door hem ontwikkeld in de Plaumann rechtspraak (zie ook zaken C-583/11 Inuit Tapiriit en C-274/12 Telefónica). De handeling moet de verzoeker treffen uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat. Het Hof geeft aan dat indien er sprake is van een ‘gesloten kring van marktdeelnemers’ hieraan is voldaan. Dit kan met name het geval zijn wanneer het besluit de rechten aantast die de particulier vóór de vaststelling ervan heeft verworven. Het Hof concludeert dat hier in dit geval aan is voldaan en de woningcorporaties daarom ‘individueel worden geraakt’. De hoedanigheid van woningcorporatie wordt door een bij Koninklijk Besluit vastgesteld toelatingssysteem verleend, zodat het aantal woningcorporaties en de identiteit daarvan ten tijde van de vaststelling van het bestreden besluit nauwkeurig vastlagen. Dat deze kring in de toekomst kan worden uitgebreid is niet van belang. Het besluit heeft er daarnaast toe geleid dat de steunmaatregel is gewijzigd zodat de woningcorporaties hun activiteiten onder minder gunstige voorwaarden dienen te verrichten dan voorheen.

Inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest is van breder belang dan alleen voor staatssteunzaken, omdat het Hof uitleg geeft over de twee gevallen van artikel 263, lid 4, VWEU waarin particulieren of rechtspersonen in beroep kunnen gaan tegen handelingen die niet aan hen gericht zijn. De uitleg die het Hof geeft aan ‘individueel geraakt zijn’, betekent dat een groep van individuen of rechtspersonen ‘individueel geraakt’ is, indien die op een bepaald tijdstip als een ‘gesloten kring’ kan worden gezien. Deze uitleg borduurt verder op eerdere rechtspraak (Commissie/Infront WM, C-125/06P). In dit geval werd de hoedanigheid van woningcorporatie door een toelatingssysteem verleend, zodat het aantal woningcorporaties en de identiteit daarvan ten tijde van de vaststelling van het bestreden besluit dat tot de Nederlandse regering was gericht nauwkeurig vastlagen. Voor wat betreft de bestaande steun is de zaak terugverwezen voor inhoudelijke behandeling door het Gerecht. Na zijn uitspraak is hoger beroep mogelijk bij het Hof. Voor wat betreft de nieuwe steunmaatregel voor de wijkaanpak zijn nu zowel de nationale procedures tegen de heffingen (rechtbank, Afdeling bestuursrechtspraak) als de Europese procedure tegen het besluit van de Europese Commissie beëindigd. Tegen deze nieuwe steunmaatregel lopen nog bezwaarprocedures door derden (corporaties die geen heffing wilden betalen). Overigens is deze staatssteunmaatregel inmiddels afgebouwd en geëindigd.

Voorstel voor afdoening
De ICER-H heeft dit fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet nodig.

Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie