C-133/02 en C-134/02 , Timmermans, arrest van 22 januari 2004
Datum arrest, zaaknummer, partijen Hof van Justitie van 22 januari 2004, gevoegde zaken C-133/02 en C-134/02 , Timmermans Transport & Logistics B.V. (voorheen Timmermans Diessen B.V) tegen de Inspecteur der Belastingdienst - Douanedistrict Roosendaal, en Hoogenboom Production Ltd. tegen de Inspecteur der Belastingdienst - Douanedistrict Rotterdam.
Betrokken departementen Financiën, Economische Zaken
Sleutelwoorden Indeling van goederen in het gemeenschappelijk douanetarief - Douane Unie - Bindende Tariefinlichtingen (BTI's) - Voorwaarden voor de intrekking van een bindende tariefinlichting
Beleidsrelevantie Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat art. 9, lid 1, gelezen in samenhang met art. 12, lid 5, sub a-iii, van Verordening 2454/1993 van de Commissie van 2 juli 1993 (PbEG L 253, hierna het Communautair Douanewetboek) zo moet worden uitgelegd dat deze artikelen voor de douaneautoriteiten de wettelijke grondslag bieden om een bindende tariefinlichting in te trekken, wanneer zij het daarin vastgelegde standpunt omtrent de interpretatie van de voor de tariefindeling van deze goederen toepasselijke wettelijke bepalingen wijzigen. Er bestaat een aantal mogelijkheden om een BTI in te trekken; zo kan bijvoorbeeld op basis van een nieuwe verordening een BTI worden ingetrokken. Uit dit arrest blijkt dat het intrekken van een BTI ook mogelijk is op basis van gewijzigde inzichten. Het Hof van Justitie bevestigt daar mee het in Nederland gangbare beleid.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum In 1997 en in 1998 verstrekte de inspecteur een aantal BTI's voor verschillende soorten goederen voor verschillende aanvragers waarvan de tariefindeling in posten, bij nader inzien, volgens de inspecteur (douane-ambtenaar van de Douane Kamer) onverenigbaar was met de tekst van die posten. De BTI's werden in 1998 en 1999 door middel van en beschikking ingetrokken. Na vergeefs bezwaar tegen deze beschikkingen stelden de belanghebbenden beroep in bij de Tariefcommisie. De zaak werd op 1 januari door de Douanekamer van het Gerechtshof in Amsterdam overgenomen.
Op 10 april 2002 heeft de Douanekamer van het Hof Amsterdam in door Timmermans Driessen B.V. en Hoogenboom Production Ltd. aanhangig gemaakte zaken het Hof van Justitie van de EG verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vraag: "Zijn de nationale douaneautoriteiten bevoegd om bindende tariefinlichtingen (BTI) in te trekken die zij marktdeelnemers ten behoeve van de tariefindeling van goederen verstrekken, wanneer deze nationale autoriteiten hun opvatting over de uitlegging van de toepasselijke douanenomenclatuur wijzigen?"
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat art. 9, lid 1, gelezen in samenhang met art. 12, lid 5, sub a-iii, Communautair Douanewetboek zo moet worden uitgelegd dat deze artikelen voor de douaneautoriteiten de wettelijke grondslag bieden om een bindende tariefinlichting in te trekken, wanneer zij het daarin vastgelegde standpunt aangaande de interpretatie van de voor de tariefindeling van deze goederen toepasselijke wettelijke bepalingen wijzigen.
Korte analyse Het Hof van Justitie heeft in onderhavige zaak niet de conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) gevolgd. De AG oordeelde dat de douaneautoriteiten niet het recht zouden hebben een BTI in te trekken op grond van gewijzigd inzicht.
Voorts was het Hof van Justitie was in 1998 in een andere zaak nog van oordeel dat een bindende tariefinlichting de belanghebbende zou moeten beschermen in de situatie dat de douaneautoriteiten na de afgifte van de bindende tariefinlichting hun standpunt over de indeling van goederen zouden wijzigen (HvJ. 29 januari 1998, nr. C-315/96 Lopex Export GmbH).
Er bestaat een aantal mogelijkheden om een BTI in te trekken, zo kan bijvoorbeeld op basis van een nieuwe verordening een BTI worden ingetrokken. Tot het wijzen van dit arrest was het echter onduidelijk of het intrekken van een BTI ook kon op basis van gewijzigde inzichten. In dit arrest heeft het Hof van Justitie bepaald dat het ook mogelijk is om een BTI in te trekken op basis van gewijzigde inzichten.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau Voor de douaneautoriteiten is de uitslag van de prejudiciële beslissing van groot belang voor de praktische uitvoering. Een bindende tariefinlichting wordt verstrekt op basis van de uitlegging door de douaneautoriteiten van de wettelijke bepalingen die op de tariefindeling van de betrokken goederen van toepassing zijn, en hangt af van de juistheid van die uitlegging. Wanneer de douaneautoriteiten bij nader onderzoek tot het oordeel komen dat die uitlegging onjuist isals gevolg van een beoordelingsfout of van voortschrijdend inzicht over de indeling, hebben zij thans het recht om te beslissen dat aan een van de voorwaarden voor verstrekking van de BTI niet meer is voldaan en die BTI in te trekken teneinde de tariefindeling van de betrokken goederen te wijzigen.
Voorstel voor behandeling Geen verdere behandeling noodzakelijk. De gevolgen van deze prejudiciële beslissing zullen worden opgenomen in de instructieve bepalingen voor de douane (Handboek Douane).