C-135/15, Nikiforidis verordening 593/2008 Artikel 9 en 28

Contentverzamelaar

C-135/15, Nikiforidis verordening 593/2008 Artikel 9 en 28

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 18 oktober 2016 in de zaak C-135/15, Nikiforidis

Betrokken departementen

SZW, V&J

Sleutelwoorden

Verordening 593/2008 (Rome-I-verordening) – Artikel 9 – Begrip ‘bepalingen van bijzonder dwingend recht’ - Artikel 28 – Werkingssfeer ratione temporis – Toepassing van bepalingen van bijzonder dwingend recht van andere lidstaten dan de forumstaat – Wetgeving van een lidstaat waarin is bepaald dat de salarissen in de publieke sector worden verlaagd vanwege een budgettaire crisis – Verplichting tot loyale samenwerking

Beleidsrelevantie

De Rome-I-verordening is alleen van toepassing op overeenkomsten gesloten na 17 december 2009. Alleen indien overeenkomsten zodanig ingrijpende wijzigingen hebben ondergaan dat in wezen een nieuwe overeenkomst is ontstaan die de oude vervangt, zou de verordening van toepassing kunnen zijn. Het is aan de nationale rechter om te bepalen of daarvan sprake is.

Onder de verordening is het alleen mogelijk om bepalingen van bijzonder dwingend recht van het land waar de rechtszaak dient (forumstaat) en van het land waar de overeenkomst moet worden uitgevoerd toe te passen. De nationale rechter kan echter, als het volgens de verordening toepasselijke recht dat toelaat, dergelijke bepalingen van een ander land meewegen in het kader van de relevante feiten.

 

Samenvatting van feiten, redenering en dictum

Nikiforidis is vanaf 1996 op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst werkzaam als leraar op een basisschool in Duitsland, die wordt beheerd door Griekenland. In de overeenkomst is in 2008 voor het laatst een wijziging aangebracht. Zijn salaris wordt berekend volgens de Duitse cao. In oktober 2012 wordt het salaris verlaagd op grond van Griekse wetgeving die is getroffen in vervolg op afspraken tussen Griekenland en de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds om de budgettaire crisis in Griekenland op te lossen. Nikiforidis vecht deze loonsverlaging aan bij de Duitse nationale rechter. De vraag is dan of de Griekse wetgeving kan worden toegepast op de arbeidsovereenkomst die in Duitsland wordt uitgevoerd en onderworpen is aan het Duitse recht. EU-verordening 593/2008 stelt regels voor het op overeenkomsten toepasselijke recht. Als deze verordening in casu niet van toepassing zou zijn, kan volgens het Duitse recht rekening worden gehouden met bepalingen van bijzonder dwingend recht van een andere staat.

De verwijzende rechter vraagt  het Hof daarom allereerst of Verordening 593/2008 alleen van toepassing is op of na 17 december 2009 gesloten arbeidsovereenkomsten (zoals voortvloeit uit artikel 28) of ook op wijzigingen of voortzetting van een al langer bestaande arbeidsverhouding..

Het Hof stelt vast dat Verordening 593/2008 ingevolge artikel 28 van toepassing is op overeenkomsten die gesloten zijn vanaf 17 december 2009. Dit betekent dat een voortzetting (met instemming van beide partijen) van een voor 17 december 2009 gesloten overeenkomst er niet toe kan leiden dat de verordening - en daarmee een andere set collisieregels - op de contractuele verhouding van toepassing wordt. Dat zou indruisen tegen de uitdrukkelijke wens van de Uniewetgever en de beoogde rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor partijen.

Volgens het Hof kan echter niet worden uitgesloten dat een voor 17 december 2009 gesloten overeenkomst na 17 december 2009 een zodanig ingrijpende wijziging ondergaat dat in feite een nieuwe rechtsverhouding ontstaat tussen de contractspartijen. De oorspronkelijke overeenkomst zou dan moeten worden geacht te zijn vervangen door een nieuwe overeenkomst, waarop de verordening dan van toepassing is. Het is aan de nationale rechter om te bepalen of daarvan sprake is.

Vervolgens vraagt de verwijzende rechter of artikel 9 zo kan worden uitgelegd dat, behalve met bepalingen van bijzonder dwingend recht van de forumstaat of de staat waar de overeenkomst ten uitvoer wordt gelegd, ook met dergelijke bepalingen van een andere lidstaat rekening kan worden gehouden. Artikel 9 van de verordening bepaalt dat bepalingen van bijzonder dwingend recht van een land moeten worden toegepast, ongeacht het recht dat volgens de verordening van toepassing is op de overeenkomst. Bepalingen van bijzonder dwingend recht zijn bepalingen die van belang zijn voor de handhaving van openbare belangen, zoals de politieke, sociale of economische organisatie van een land en die moeten worden onderscheiden van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. Op grond van artikel 9 kunnen dergelijke bepalingen van het land waar de rechtszaak dient (forumstaat) en van het land waar de overeenkomst moet worden uitgevoerd worden toegepast. 

Het Hof stelt vast dat artikel 9 een afwijking van het beginsel van vrije keuze van het toepasselijk recht door de contractpartijen is. Die afwijking dient restrictief te worden uitgelegd. De totstandkomingsgeschiedenis van de verordening laat zien dat de Uniewetgever de mogelijkheid tot afwijken expliciet beperkt tot bijzondere dwingende bepalingen van het recht van de forumstaat en van het land waar de overeenkomst moet worden uitgevoerd. Nu in casu Duitsland zowel de forumstaat is als het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd, kunnen Griekse bepalingen van bijzonder dwingend recht dus niet worden toegepast.

Artikel 9 van de verordening staat er echter niet aan in de weg dat met deze bepalingen wel rekening kan worden gehouden als feitelijk element, als het materiële recht dat ingevolge de verordening op de overeenkomst van toepassing is hier althans in voorziet. De verordening harmoniseert namelijk de collisieregels en niet de regels van materieel verbintenissenrecht. Als het materieel verbintenissenrecht bepaalt dat rekening moet worden gehouden met een bepaling van bijzonder dwingend recht van een ander land dan de forumstaat of het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd, staat artikel 9 van de verordening daaraan niet in de weg. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of in het kader van de beoordeling van de relevante feiten volgens het toepasselijke recht (in casu Duits recht) rekening kan worden gehouden met de Griekse bepalingen.

Het in artikel 4 VWEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking leidt het Hof niet tot een andere conclusie. De lidstaten mogen zich niet onttrekken aan verplichtingen op grond van het Unierecht, zodat de nationale rechter op grond van de verordening de Griekse bepalingen niet als rechtsregels kan toepassen.

 

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten

Met dit arrest legt het Hof een aantal aspecten van Verordening 593/2008 uit.

Duidelijk wordt dat alleen op of na 17 december 2009 gesloten overeenkomsten onder de Verordening vallen, tenzij in een eerder gesloten overeenkomst een zodanige wijziging van een eerder gesloten overeenkomst wordt aangebracht (met wederzijdse instemming) dat geacht moet worden sprake te zijn van een nieuwe rechtsverhouding. Voortzetting van de bestaande overeenkomst na 17 december 2009 leidt niet tot toepasselijkheid van de verordening.

In Nederland geldt voor gevallen waarop de Verordening niet van toepassing is (omdat het overeenkomsten van voor 17 december 2009 betreft) de voorloper van deze verordening, nl. het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980.

Onder de Verordening is de mogelijkheid om bepalingen van bijzonder dwingend recht toe te passen in een geschil over een overeenkomst beperkt tot bepalingen van bijzonder dwingend recht van het land waar de rechtszaak dient (forumstaat) en van het land waar de overeenkomst moet worden uitgevoerd. Alleen als het ingevolge de Verordening op de overeenkomst toepasselijke materiële recht hierin voorziet, kunnen bepalingen van bijzondere dwingend recht van een ander land worden meegewogen in het kader van de beoordeling van de relevante feiten. Blijkens de verwijzingsbeschikking zou er in Duitsland een bepaling bestaan die het meewegen van de Griekse bepalingen toelaat. In Nederland bestaat er echter geen algemene regel op grond waarvan rekening kan worden gehouden met regels van bijzonder dwingend recht van een ander land.

Onder het Verdrag is het mogelijk om ook bepalingen van bijzonder dwingend recht van het recht van een ander land waarmee het geval nauw is verbonden, toe te passen. Daarbij moet dan rekening worden gehouden met hun aard en strekking en met de gevolgen van de toepassing of niet-toepassing.

 

Voorstel voor behandeling

De ICER-H heeft het fiche vastgesteld en zendt dit fiche en het arrest ter kennisgeving aan de leden van het IOWJZ. Indien nodig kan het fiche ter kennisname aan hun Ministers worden doorgeleid. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.