C-137/00, Milk Marque, arrest van 9 september 2003

Contentverzamelaar

C-137/00, Milk Marque, arrest van 9 september 2003

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van 9 september 2003, zaak C-137/00 the Queen, the Competition Commission, Secretary of State for Trade and Industry, the Director General of Fair Trading tegen Milk Marque Ltd en National Farmers' Union

Betrokken departementen
LNV en EZ.

Sleutelwoorden
Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Artikelen 32 EG tot en met 38 EG - Verordening (EEG) nr. 804/68 - Gemeenschappelijke ordening der markten in sector melk en zuivelproducten - Richtprijs voor melk - Verordening nr. 26 - Toepassing van bepaalde mededingingsregels op productie van en handel in landbouwproducten - Mogelijkheid voor lidstaten nationale mededingingsregels toe te passen op melkproducenten die zich in coöperaties hebben georganiseerd en een machtspositie op de markt innemen

Beleidsrelevantie
Deze uitspraak verheldert de volgende punten:

  1. De lidstaten zijn bevoegd hun nationaal mededingingsrecht toe te passen in een gebied dat wordt beheerst door de gemeenschappelijke ordening der markten.
  2. De lidstaten moeten zich bij het optreden op dit gebied onthouden van elke maatregel die van deze gemeenschappelijke ordening afwijkt of daarop inbreuk maakt.
  3. De nationale mededingingsautoriteiten mogen aan de hand van de richtprijs de marktkracht onderzoeken door die prijs te vergelijken met schommelingen van de werkelijke prijzen. In het kader van de nationale mededingingsrecht mag een onderneming met een sterke positie op de markt worden verboden overeenkomsten te sluiten voor de verwerking voor eigen rekening voor haar leden.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Milk Marque Ltd is een landbouwcoöperatie die melk ophaalt, distribueert en levert. De melkprijs in het VK heeft steeds beneden de communautaire richtprijs gelegen. In 1998 stelde de nationale mededingingsautoriteit (Competition Commission) op grond van het nationaal mededingingsrecht vast dat Milk Marque een monopoliepositie heeft en dat dit had bijgedragen tot een hogere melkprijs. Om die reden adviseerde de nationale mededingingsautoriteit aan de Secretary of State om de marktmacht van Milk Marque te doorbreken door met name de splitsing van Milk Marque in drie of vijf onafhankelijke en concurrerende ondernemingen. Voorts heeft de Competition Commission een reeks voorlopige maatregelen gesuggereerd in de periode tot de opsplitsing van Milk Marque. Op 6 juli 1999 besloot de Secretary alle conclusies, aanbevelingen en voorlopige maatregelen van het rapport te aanvaarden, met uitzondering van de aanbeveling om Milk Marque op te laten splitsen. Na besprekingen tussen Milk Marque met de autoriteiten besluit Milk Marque zich op 1 april 2000 op te splitsen in drie kleinere coöperaties. The Secretary ziet af van de voorlopige maatregelen. De Secretary preciseerde wel dat de nieuwe coöperaties slechts zouden worden toegelaten, indien hij ervan overtuigd was dat zij onafhankelijk van elkaar zouden werken. Milk Marque stelt hierop beroep in. Ook de NFU, een vereniging die 80 % van de landbouwers in Groot-Brittannië vertegenwoordigt, stelt beroep in. De vraag voor de Britse rechter is of de nationale autoriteiten bevoegd waren om een maatregel te nemen op het gebied van de gemeenschappelijke ordening en of er beperkingen van de bevoegdheden waren. Daarnaast merkt de Britse rechter op dat de voorgenomen splitsing gevolgen heeft voor de besluiten van de Secretary.

Het Hof merkt op dat de handhaving van een 'echte mededinging' op de markten voor landbouwproducten een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de gemeenschappelijk ordening van de betrokken markten is. Het gemeenschappelijke mededingingsrecht en het nationale mededingingsrecht bestaan naast elkaar, aangezien zij de gedragingen vanuit verschillende gezichtshoeken beschouwen. De lidstaten mogen in beginsel niet afwijken van een gemeenschappelijk prijsstelsel en lidstaten mogen niet ingrijpen in dezelfde productie- of verhandelingfase als ze door de gemeenschappelijk ordening worden geregeld. Het hoeft niet noodzakelijkerwijs zo te zijn dat iedere toepassing van het nationale mededingingsrecht in conflict komt met Europese regelingen. In beginsel blijven nationale autoriteiten bevoegd om hun nationale mededingingsrecht toe te passen in een door de gemeenschappelijk marktordening beheerst gebied.

Wanneer de nationale mededingingsautoriteit optreedt op het door de gemeenschappelijke marktordening beheerste gebied, mag zij geen maatregelen nemen die van de werking van de gemeenschappelijke ordening afwijkt of daarop een inbreuk maakt.

De enkele omstandigheid dat de door een zuivelcoöperatie toegepaste prijzen vóór het ingrijpen van de nationale mededingingsautoriteit reeds lager waren dan de richtprijs voor melk, maakt de maatregel vanuit EG-rechtelijk oogpunt niet onrechtmatig. Het Hof oordeelt voorts dat de nationale mededingautoriteiten aan de hand van de richtprijs de marktkracht van een landbouwonderneming mogen onderzoeken door de schommelingen van de werkelijke prijzen daarmee te vergelijken. Hier moeten de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden gerespecteerd.

De maatregel had tot doel om de macht van één landbouwcoöperatie te beperken. Elke regeling of maatregel van de lidstaten die de handel tussen de lidstaten al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kunnen belemmeren is verboden. Lidstaten mogen in het kader van de nationale mededingingsrecht een zuivelcoöperatie met een sterke positie op de markt verbieden overeenkomsten te sluiten voor de verwerking voor eigen rekening van de door haar leden geproduceerde melk. Hieronder vallen ook overeenkomsten met bedrijven in andere lidstaten.

Korte analyse
De uitspraak onderstreept diverse eerdere uitspraken. Er is een aantal verduidelijkingen. De nationale autoriteiten zijn in beginsel bevoegd hun nationale mededingingsrecht toe te passen naast het gemeenschappelijk communautair beleid, maar dit beleid mag het gemeenschappelijk communautaire beleid niet doorkruisen. Deze nationale bevoegdheid mag worden toegepast binnen de kaders van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dit sluit aan op de boetebeschikking van de NMa van 14 januari 2003 betreffende prijsafspraken in de garnalengroothandel en -visserij, waarbij producentenorganisaties en groothandelaren onderling afspraken hebben gemaakt over beperking van de vangsthoeveelheid van Noordzeegarnalen en over minimumprijzen (NMa-nummer 2269/326, zaak 2269/garnalen). De autoriteit mag ook optreden als de prijzen vóór het ingrijpen van de nationale mededingingsautoriteit reeds lager waren dan de richtprijs voor melk. Lidstaten mogen in het kader van de nationale mededingingsrecht een zuivelcoöperatie met een sterke positie op de markt verbieden overeenkomsten te sluiten voor de verwerking voor eigen rekening. Het is niet van belang dat in andere lidstaten grote verticaal geïntegreerde coöperaties werkzaam mogen zijn, om maatregelen vast te stellen.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De nationale mededingingautoriteit mag bij een vermoedelijke overtreding van het mededingingsrecht optreden reeds voordat de prijzen lager waren dan de richtprijs. Indien het nationale mededingingsrecht het toestaat, mag deze autoriteit een onderneming met een sterke positie op de markt verbieden overeenkomsten te sluiten voor de verwerking voor eigen rekening. Voor het opleggen van maatregelen is het niet van belang dat in andere lidstaten grote verticaal geïntegreerde coöperaties werkzaam mogen zijn.

Voorstel voor behandeling
De ICER stuurt het arrest en het fiche ter kennisneming aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken en verzoekt de Minister van Economische Zaken dit fiche door te sturen naar Nederlandse Mededingsautoriteit.