C-137/09 Marc Michel Josemans tegen Burgemeester van Maastricht, arrest van 16 december 2010

Contentverzamelaar

C-137/09 Marc Michel Josemans tegen Burgemeester van Maastricht, arrest van 16 december 2010

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van 16 december 2010, C-137/09, Marc Michel Josemans tegen Burgemeester van Maastricht

Betrokken departementen
V&J, BZ, EL&I

Sleutelwoorden
Vrij verrichten van diensten − Vrij verkeer van goederen − Beginsel van non-discriminatie − toegang tot coffeeshops voorbehouden aan Nederlandse ingezetenen − Verkoop softdrugs − bestrijding drugstoerisme en daarmee gepaard gaande overlast − Openbare orde − Bescherming van volksgezondheid − Coherentie − Evenredigheid

Beleidsrelevantie

Het Hof heeft in deze uitspraak nogmaals bevestigd dat verkoop van cannabis in coffeeshops niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt. Wat betreft coffeeshops valt alleen de verkoop van dranken en etenswaren onder het Unierecht, in dit geval onder vrij verkeer van diensten (artikel 49 EG, nu artikel 56 VWEU). Het weren van inwoners van andere lidstaten uit een coffeeshop door middel van het ingezeten-criterium is een beperking van deze vrijheid. Deze beperking is evenwel gerechtvaardigd uit het oogpunt van bestrijding van het drugstoerisme, een van de afgesproken doelstellingen van het Unierecht. Deze uitspraak betekent dat het Europese recht niet in de weg staat aan het hanteren van een ingezetenencriterium voor de toegang tot coffeeshops indien daarmee beoogd wordt om drugstoerisme tegen te gaan.

Samenvatting, redenering en feiten

De heer Josemans is eigenaar van coffeeshop Easy Going in Maastricht. Uit controles bleek dat Josemans, in strijd met een bepaling in de APV van Maastricht, niet-ingezetenen toegang gaf tot zijn coffeeshop. Daarop besloot de burgemeester van Maastricht de coffeeshop tijdelijk te sluiten. Josemans ging tegen deze beslissing in beroep. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een procedure bij de Raad van State. De Raad heeft het beroep geschorst en prejudiciële vragen gesteld aan het Hof over de verenigbaarheid van het ingezetenencriterium met EU-recht.
Ten eerste de Raad van State zich af of Josemans zich met een beroep op het Unierecht kan verzetten tegen de regeling voor wat betreft de verkoop van softdrugs. Het Hof overweegt, in lijn met eerdere rechtspraak, dat verdovende middelen, anders dan voor geneeskundige of wetenschappelijke doeleinden, vallen onder een invoer- en verhandelingsverbod in alle lidstaten. Dat Nederland de handel in softdrugs gedoogt doet daar niet aan af. Een beroep op artikel 49 EG is wel mogelijk met betrekking tot de verkoop van dranken en etenswaren in een coffeeshop. Volgens het Hof betreft het hier “een niet te verwaarlozen economische activiteit” die is aan te merken als een dienst in de zin van artikel 49 EG.
Daarbij constateert het Hof dat de betwiste regeling discriminatoir is in de zin van artikel 49 EG. Het Hof overweegt vervolgens dat het bestrijden van drugstoerisme, dat verband houdt met de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de gezondheid van de burgers, een rechtmatig belang vormt dat in beginsel een beperkende regeling kan rechtvaardigen. De noodzaak van drugsbestrijding is erkend in verschillende internationale verdragen waar de lidstaten en de Unie partij bij zijn en is daarnaast vastgelegd in het primaire en secundaire recht van de Unie.
Een beperkende maatregel moet echter wel geschikt en noodzakelijk zijn om het beoogde doel te kunnen verwezenlijken. Een maatregel is geschikt als het doel op een coherente en stelselmatige wijze wordt nagestreefd. Het Hof oordeelt dat de betwiste regeling hieraan voldoet. Daarbij merkt het Hof op dat niet-ingezetenen voor het kopen van alcoholvrije dranken en etenswaren ook in een van de 500 andere horecagelegenheden terecht kunnen. Deze personen wel toelaten tot coffeeshops, maar hen tegelijkertijd verbieden cannabis te kopen, als minder beperkend alternatief, is volgens het Hof moeilijk te handhaven en bevordert mogelijk illegale verkoop door Nederlanders aan de buitenlanders. Het volledige toegangsverbod voor niet-ingezetenen gaat daarom niet verder dan noodzakelijk, aldus het Hof.

Eerste inventarisatie van effecten op beleid, regelgeving of rechtspraktijk

Deze uitspraak betekent dat het EU recht niet in de weg staat aan het hanteren van een ingezetenencriterium voor de toegang tot coffeeshops, indien daarmee wordt beoogd drugstoerisme tegen te gaan.

Voorstel voor behandeling

De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisname aan de Ministers van Veiligheid en Justitie, van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Een vervolgfiche is niet nodig.