C-142/25 Pensionsversicherungsanstalt

Contentverzamelaar

C-142/25 Pensionsversicherungsanstalt

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     17 april 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     3 juni 2025

Trefwoorden: sociale zekerheid, pensioen, tijdvakken van kinderopvoeding

Onderwerp: Verordening (EG) nr. 987/2009 (inzake socialezekerheidsstelsels): art. 44(2); VWEU: art. 21; Verordening (EG) nr. 883/2004: titel II.
 
De Oostenrijkse rechter vraagt het Hof om uitleg over artikel 44, lid 2 van verordening 987/2009. Deze bepaling ziet op de vaststelling van rechten binnen de socialezekerheids- en pensioenverzekeringscontext. 
Meer specifiek is het de vraag of het in strijd is met de Unierechtelijke regels als een lidstaat uit hoofde van zijn wetgeving niet alle kinderopvoedingstijdvakken in aanmerking neemt voor de toekenning van een ouderdomspensioen, waaronder ook de tijdvakken die in het buitenland zijn uitgevoerd.

Prejudiciële vragen: 
1. Moet artikel 44, lid 2, eerste volzin, eerste zinsnede, van verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels aldus worden uitgelegd dat de op grond van titel II van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels bevoegde lidstaat kinderopvoedingstijdvakken uit hoofde van zijn wetgeving in het algemeen niet in aanmerking neemt of deze slechts in concrete gevallen niet in aanmerking neemt? 2. Moet artikel 21 VWEU aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die verantwoordelijk is voor de toekenning van een ouderdomspensioen, in het geval dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 – namelijk a. dat in deze lidstaat, al dan niet in loondienst, werkzaamheden zijn uitgeoefend op het tijdstip waarop de inaanmerkingneming van het kinderopvoedingstijdvak voor het kind in kwestie aanving en b. dat de op grond van titel II van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels bevoegde lidstaat geen kinderopvoedingstijdvakken in aanmerking neemt – maar de betrokkene zowel vóór als na de kinderopvoedingstijdvakken, op grond van werkzaamheden in de lidstaat die het pensioen moet toekennen verzekeringstijdvakken heeft vervuld, verplicht is om de kinderopvoedingstijdvakken in aanmerking te nemen ondanks dat de betrokkene na het einde van de kinderopvoedingstijdvakken ook in een derde lidstaat verzekeringstijdvakken heeft vervuld op grond van al dan niet in loondienst uitgeoefende werkzaamheden?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-283/21 Deutsche Rentenversicherung Bund.

Specifiek beleidsterrein: SZW