C-143/25 Pensionsversicherungsanstalt
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 17 april 2025 Schriftelijke opmerkingen: 3 juni 2025
Trefwoorden: pensioen, sociale zekerheid, opvoedingstijdvakken
Onderwerp: VWEU: art. 21; Verordening 987/2009 (inzake socialezekerheidsstelsels): art. 44.
Uit verordening 987/2009 en artikel 21 VWEU volgt de verplichting om tijdvakken voor kinderopvoeding in het buitenland in aanmerking te nemen bij (zoals in casu) het toekennen van een ouderdomspensioen. De aanvraag tot pensioen was geweigerd omdat de tijdvakken van opvoeding die in Italië waren vervuld door de bevoegde autoriteit niet meegerekend werden. De verwijzende rechter vraagt of dit strijd oplevert met artikel 21 VWEU en met de socialezekerheidsregelingen van het Unierecht.
Prejudiciële vraag: Moet artikel 21 VWEU aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die verantwoordelijk is voor de toekenning van een ouderdomspensioen, in het geval dat niet is voldaan aan de in artikel 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels neergelegde voorwaarde dat in deze lidstaat, al dan niet in loondienst, werkzaamheden zijn uitgeoefend op het tijdstip waarop de in aanmerkingneming van het kinderopvoedingstijdvak voor het kind in kwestie aanving, verplicht is om de kinderopvoedingstijdvakken in aanmerking te nemen hoewel de betrokkene uitsluitend voorafgaand aan de kinderopvoedingstijdvakken verzekeringstijdvakken heeft vervuld op grond van werkzaamheden in loondienst?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-255/10 Reichel-Albert; C-283/21 Deutsche Rentenversicherung Bund; C-576/20 Pensionsversicherungsanstalt.
Specifiek beleidsterrein: SZW