C-151/02, Landeshauptstadt Kiel tegen Norbert Jaeger, arrest van 9 september 2003

Contentverzamelaar

C-151/02, Landeshauptstadt Kiel tegen Norbert Jaeger, arrest van 9 september 2003

Datum arrest, zaaknummer, partijen
Arrest van het Hof van Justitie EG van 9 september 2003, zaak C-151/02, Landeshauptstadt Kiel tegen Norbert Jaeger

Betrokken departementen
SZW, VWS, BZK, Defensie

Sleutelwoorden
Sociale politiek - Bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers - Richtlijn 93/104/EG - Begrippen arbeidstijd en rusttijd - Aanwezigheidsdienst

Beleidsrelevantie
Als gevolg van dit arrest moet een aanwezigheidsdienst in zijn geheel als arbeidstijd in de zin van richtlijn 93/104 worden gerekend, ook al wordt niet gedurende de hele wachtdienst arbeid verricht. Het arrest gaat niet over de beloning van aanwezigheidsdiensten.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Jaeger werkt als assistent-arts in een ziekenhuis, waar hij naast de normale wekelijkse werktijd aanwezigheidsdiensten moet vervullen. Hiertoe beschikt hij in het ziekenhuis over een kamer met een bed waar hij mag slapen als hij niet nodig is. Gemiddeld nemen de beroepswerkzaamheden tijdens de aanwezigheidsdiensten 49% van de tijd in beslag. Volgens de Duitse arbeidstijdenwetgeving wordt de tijd tijdens een aanwezigheidsdienst waarin niet daadwerkelijk beroepswerkzaamheden worden verricht als rusttijd aangemerkt. Jaeger stelt zich onder verwijzing naar het arrest Simap (C-303/98) op het standpunt dat de gehele aanwezigheidsdienst als arbeidstijd moet worden gerekend. Gevraagd wordt of een aanwezigheidsdienst waarbij het de werknemer is toegestaan in een aparte ruimte te slapen in de tijd dat hij geen beroepswerkzaamheden verricht volledig als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Verder wordt gevraagd of nationale regelingen, CAO's of bedrijfsakkoorden die bij een verkorting van de dagelijkse rusttijd compensatie van die tijd op een ander tijdstip toestaan in strijd zijn met richtlijn 93/104.

Het Hof overweegt terzake als volgt. Richtlijn 93/104 bevat minimumvoorschriften en heeft tot doel een betere bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers te waarborgen. Uit het arrest Simap volgt dat de verplichting om op de werkplek aanwezig en beschikbaar te zijn als uitoefening van de functie moet worden gezien. Beschikbaarheidsdiensten met verplichte aanwezigheid moeten om die reden volledig als arbeidstijd worden gerekend. De omstandigheid, dat in de onderhavige zaak, anders dan in Simap, niet gedurende de hele aanwezigheidsdienst werkzaamheden worden verricht, is niet relevant. De intensiteit van de werkzaamheden tijdens een aanwezigheidsdienst is niet doorslaggevend. De verplichting tot fysieke aanwezigheid, die deel uitmaakt van de functie-uitoefening, is beslissend voor de conclusie dat sprake is van arbeidstijd. Hieraan doet niet af dat de werkgever een rustkamer ter beschikking stelt voor de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van de werknemer worden verlangd. In vergelijking met een bereikbaarheidsdienst (zonder aanwezigheidsplicht) wordt de vrijheid van de werknemer tijdens een aanwezigheidsdienst zwaarder beperkt. Niet gesteld kan worden dat hij rust als hij niet daadwerkelijk beroepswerkzaamheden uitoefent. Een aanwezigheidsdienst dient derhalve volledig als arbeidstijd moet worden gerekend. Dit geldt ookals de werknemer mag rusten wanneer geen werkzaamheden van hem worden verlangd. De richtlijn verzet zich tegen een nationale regeling die perioden van een aanwezigheidsdienst waarin geen beroepswerkzaamheden worden verricht als rusttijd aanmerkt. De richtlijn verzet zich ook tegen een regeling die enkel voorziet in compensatie voor de perioden waarin de werknemer tijdens een aanwezigheidsdienst daadwerkelijk beroepswerkzaamheden verricht. Het Hof preciseert de vereisten met betrekking tot de verplichte rusttijd. Een werknemer heeft recht op 11 aaneengesloten uren rust per 24 uur. De gemiddelde arbeidstijd per 7 dagen mag niet meer dan 48 uur bedragen. Van de definities van arbeidstijd en rusttijd mag niet worden afgeweken. Wel laat art. 18 onder bepaalde voorwaarden toe dat de maximale wekelijkse arbeidstijd niet wordt toegepast. Art. 17 biedt mogelijkheden om af te wijken van de voorgeschreven minimale dagelijkse rusttijd. Bij afwijking van de dagelijkse rusttijd geldt wel uitdrukkelijk de voorwaarde dat gelijkwaardige compenserende rusttijden worden geboden, d.w.z. ononderbroken rusttijden die onmiddellijk op de arbeidstijd volgen en die overeenkomen met het aantal uren dat in mindering is gebracht op de dagelijkse rusttijd. Een verkorting van de dagelijkse rusttijd mag er bovendien in geen geval toe leiden dat de maximale wekelijkse arbeidstijd wordt overschreden.

Korte analyse
Met dit arrest maakt het Hof duidelijk dat van de voorschriften van richtlijn 93/104 inzake arbeidstijd en rusttijd alleen kan worden afgeweken, voorzover dit in de richtlijn zelf is voorzien. De lidstaten mogen aan de begrippen arbeidstijd en rusttijd geen eigen invulling geven, ook niet als zij menen door flankerende maatregelen de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemer voldoende te kunnen waarborgen. De onduidelijkheid die er na het arrest Simap nog was over de vraag of ook aanwezigheidsdiensten met een geringe(re) arbeidsintensiteit volledig als arbeidstijd moeten worden gerekend, is nu weggenomen.

Het Hof heeft het verschijnsel aanwezigheidsdienst niet onmogelijk gemaakt, maar wel aan voorwaarden gebonden.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten voor het beleid, wetgeving, rechtspraak of rechtspraktijk op nationaal of Europees niveau
De Nederlandse arbeidstijdenregelgeving, waarin de tijd waarin tijdens een aanwezigheidsdienst geen daadwerkelijke arbeid wordt verricht wordt aangemerkt als rusttijd, zal worden aangepast. Tevens zullen aanpassingen worden gepleegd die noodzakelijk zijn om binnen de mogelijkheden van de richtlijn aanwezigheidsdiensten te kunnen blijven gebruiken, zonder het beschermingsniveau van de werknemers te verlagen.

Een (feitelijk) gevolg van het arrest is dat door aanwezigheidsdiensten geheel als arbeidstijd te rekenen eerder de maximale wekelijkse arbeidstijd wordt bereikt. Daardoor zal bij continuering van de aanwezigheidsdiensten meer personeel nodig zijn. Dit brengt extra kosten met zich mee. Branches waar veel aanwezigheidsdiensten/slaapdiensten voorkomen zijn de ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, jeugdhulpverlening, welzijnswerk en maatschappelijke dienstverlening, brandweer, defensie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het arrest gaat niet over de beloning van aanwezigheidsdiensten. Over vergoedingen of compensatie voor aanwezigheidsdiensten worden afspraken gemaakt in CAO's of in individuele arbeidsovereenkomsten. Bij de Europese Commissie wordt een aanpassing van richtlijn 93/104 bepleit, die rekening houdt met aanwezigheidsdiensten. De Commissie heeft in januari 2004 een mededeling over de richtlijn uitgebracht.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche ter kennisneming aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Defensie, Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken. De ICER zal een werkgroep instellen naar aanleiding van dit arrest.