C-152/05, Commissie/ Duitsland, arrest van 17 januari 2008

Contentverzamelaar

C-152/05, Commissie/ Duitsland, arrest van 17 januari 2008

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 17 januari 2008, in zaak C-152/05 Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland.

Betrokken departementen
VROM, BZ

Sleutelwoorden
Artikelen 18 EG, 39 EG en 43 EG – Nationale wettelijke regeling – Voorwaarden voor toekenning van subsidie voor bouwen of verwerven van eigen woning – woning die op grondgebied van lidstaat gelegen moet zijn

Beleidsrelevantie
Een subsidieregeling voor het bouwen of verwerven van een eigen woning, mag niet worden beperkt tot woningbezitters in eigen land. Grensarbeiders die in eigen land werken en in een andere lidstaat wonen, hebben ook recht op die subsidie. Zelfs economisch niet-actieven kunnen daarop aanspraak maken. De regels van het vrije personenverkeer en het Europees burgerschap laten op dat punt geen onderscheid toe.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Het gaat in deze zaak om een – inmiddels afgeschafte – Duitse subsidieregeling voor eigen woningen voor personen die in Duitsland onbeperkt aan de inkomstenbelasting zijn onderworpen. De regeling stelde deze eigenwoningsubsidie afhankelijk van de voorwaarde dat de woningen op Duits grondgebied zijn gelegen. Het Hof heeft in deze zaak bepaald dat dit in strijd is met het vrije personenverkeer.

De eis dat de woning in Duitsland moet staan, kan volgens het Hof iemand ervan weerhouden zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen. Deze eis vormt dus een belemmering van het vrij verkeer van werknemers en zelfstandigen binnen de Gemeenschap. De door Duitsland aangevoerde rechtvaardigingsgrond wordt niet door het Hof geaccepteerd. Duitsland stelde dat de subsidieregeling bedoeld was om binnen Duitsland een toereikende woningvoorraad te verzekeren. Het Hof antwoordt hierop dat het kiezen van een woonplaats in een andere lidstaat ook bijdraagt aan het doel om binnen Duitsland te voldoen aan de vraag naar woningen.

Ook ten aanzien van economisch niet-actieven die onbeperkt belastingplichtig zijn in Duitsland, geldt dat zij aanspraak kunnen maken op de subsidie wanneer de woning niet in Duitsland is gelegen. Dit is, aldus het Hof, mogelijk op grond van hun EU-burgerschap.

Eerste inventarisatie van mogelijke effecten
De gevolgen van dit arrest inzake woningsubsidies voor het Nederlandse stelsel van huurtoeslagen lijken beperkt. De verschillen tussen de Duitse regeling en de Nederlandse regeling zijn daarvoor te groot. De Duitse regeling had tot doel een toereikende woningvoorraad in Duitsland te verzekeren. Het bouwen en kopen van een eigen woning moest daarom worden gestimuleerd.

De toereikendheid van de woningvoorraad in Nederland speelt geen enkele rol binnen het stelsel van huurtoeslagen. De Nederlandse huurtoeslag is een tegemoetkoming in de huurlasten van huurders met een te laag inkomen in verhouding tot een gemaximeerd huurbedrag. Daarmee wordt een vorm van inkomenspolitiek nagestreefd, afgestemd op de behoefte van zwakkere inkomensgroepen en nauw verbonden aan de sociaal-economische omgeving in Nederland. Dergelijke argumenten zijn in het verleden door het Hof geaccepteerd als rechtvaardiging voor het niet toekennen van dergelijke voordelen aan personen die buiten de desbetreffende lidstaat wonen. Dat de huurtoeslag niet wordt uitbetaald aan personen buiten Nederland is daarom zeer wel te rechtvaardigen.

In het verlengde hiervan bestaat de Wet bevordering eigenwoningbezit (BEW). Deze wet is gericht op het bevorderen van het eigenwoningbezit voor met name lagere inkomens. Ook hier speelt de toereikendheid van de woningvoorraad geen rol, maar gaat het om een vorm van inkomenspolitiek. De BEW is bedoeld om de keuzevrijheid tussen huren en kopen te vergroten. De hoogte van de bijdrage (subsidie) is afhankelijk van het inkomen en de hoogte van de hypothecaire lening. De subsidie is alleen mogelijk voor de aankoop van een woning in Neder land.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Buitenlandse Zaken. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.