C-156/16 Tigers

Contentverzamelaar

C-156/16 Tigers

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   6 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       22 mei 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   22 juni 2016
Trefwoorden: douanewetboek; anti-dumping; Gecombineerde nomenclatuur (GN)

Onderwerp
- Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 (PB L 311, blz. 17);
- Verordening (EU) nr. 1072/2012 van de Commissie van 14 november 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 318,blz. 28);
- Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 131, blz. 1

Verzoekster heeft als vertegenwoordigers van firma X tafelgerei van keramiek (GN 6911 en 6912) in DUI geïmporteerd uit VRC en 17-12-2012 bij verweerster (douane) aangegeven. De factuur vermeldt ‘tassen en theepotten’. Verweerster wijzigt de TARIC-code en omdat op moment aangifte geen factuur met ondertekende verklaring van de producent voorligt vordert zij 17-12-2012 op grond van Vo. 1072/2012 een waarborgsom voor voorlopig antidumpingrecht; bij beschikking van 28-06-2013 wordt het bedrag nader vastgesteld op grond van Vo. 412/2013, zonder dat verweerster alsnog de geldige handelsfactuur eist. Verzoekster overlegde de factuur waarop de leverancier was ingevuld op 12-11-2012 en verzocht daarbij om terugbetaling van het antidumpingrecht. Op 02-10-2013 weigert verweerster daaraan te voldoen omdat een achteraf overgelegde factuur (bij besluit van DUI MinFIN) niet kan worden erkend. Verzoekster tekent bezwaar aan (04-11-2013) en overlegt op 05-05-2014 een gewijzigde factuur van de producent, waarop ook de naam van de opsteller is aangegeven alsmede de in 2014 geldige aanvullende TARIC-code. Verzoeksters bezwaar wordt 24-02-2015 afgewezen. De factuur met verklaring had al bij de douaneaangifte moeten worden overgelegd.

Bij de verwijzende DUI rechter (Finanzgericht München) roept het geding met name de vraag op of ter verkrijging van een bepaald antidumpingrecht de (correcte) rekening met een verklaring van de producent van de Chinese afzender ook na aanvaarding van de douaneaangifte en berekening van een definitief antidumpingrecht nog bij het douanekantoor kan worden ingediend. Hij oordeelt dat het EUrecht geen regeling bevat die overlegging achteraf van een correcte factuur uitsluit, maar dat het individuele recht enkel wordt uitgesloten indien de importeur helemaal geen handelsfactuur overlegt. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
I. Staat artikel 1, lid 3, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 131, blz. 1; hierna: „uitvoeringsverordening nr. 412/2013”) toe dat bij de eerste vaststelling van een definitief antidumpingrecht achteraf een geldige handelsfactuur wordt ingediend, wanneer aan alle andere vereiste voorwaarden voor het verkrijgen van een individueel antidumpingrecht is voldaan?
II. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:
Staat artikel 78 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 (PB L 311, blz. 17) (hierna: „douanewetboek”) eraan in de weg dat de douaneautoriteit in het kader van een herzieningsprocedure de terugbetaling van een antidumpingrecht afwijst met als motivering dat de aangever pas na de douaneaangifte een correcte handelsfactuur heeft overgelegd?
Specifiek beleidsterrein: BZ-BEB en FIN

Gerelateerde documenten