C-160/21 NIKOLOPIS AD ISTRUM 2010
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 10 mei 2021Schriftelijke opmerkingen: 26 juni 2021
Trefwoorden : steun; landbouw; plattelandsontwikkeling
Onderwerp :
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
- Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
Feiten:
Verzoeker is eigenaar van een landbouwbedrijf en heeft voor seizoen 2019 een steunaanvraag ingediend in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling. In 2019 vonden er meerdere controles plaats bij verzoeker, hierbij werd vastgesteld dat slechts voor één perceel van 0,51 hectare geen steun op recht bestond. Op 19-12-2019 werd op de website van het nationaal Landbouwfonds medegedeeld hoeveel er voor seizoen 2019 was uitbetaald aan steun. In 2020 diende verzoeker een verzoek in om uitvoering van de betaling voor seizoen 2019 op basis van de eerder ingediende aanvraag. Hierop werd geantwoord dat de behandeling van de steunaanvragen voor seizoen 2019 op dat moment nog niet was afgerond en dat de aanvraag momenteel verder wordt gecontroleerd. Partijen twisten over de vraag of er sprake is van een stilzwijgende afwijzing van verweerder met betrekking tot de aangevraagde steun. Verzoeker voert aan dat verweerder haar steunaanvraag voor seizoen 2019 stilzwijgend heeft afgewezen. Een besluit moet binnen de in artikel 75(1) van verordening 1306/2013 gestelde termijn worden genomen, aangezien verzoeker niet ervan in kennis was gesteld dat verdere aanvullende controles noodzakelijk zijn. Verweerder stelt dat er geen sprake is van een stilzwijgende afwijzing, wanneer een verplichting bestaat om een afzonderlijke bestuurshandeling vast te stellen. Een stilzwijgende afwijzing is ook niet toegestaan omdat voor het besluit van de bestuurlijke instantie geen termijn is gesteld.
Overweging:
Aangezien de bestuurlijke instantie de begrippen „autorisatie”, „goedkeuring” en „betaling” gebruikt als afzonderlijke elementen van de procedure ter afsluiting van de behandeling van steunaanvragen, terwijl verordening 1306/2013 niet voorziet in een vereiste dat de procedure voor de toetsing van de aanvragen voor betalingsrechten moet worden beëindigd met een specifieke bestuurshandeling, is het volgens de verwijzende rechter noodzakelijk dat de aard van de termijn als bedoeld in artikel 75(1) van verordening 1306/2013 alsmede het in die bepaling gebruikte begrip „betaling” worden verduidelijkt. De verwijzende rechter is geen rechtspraak van het Hof bekend over de uitlegging van artikel 75 van verordening 1306/2013 in het licht van het in artikel 41 van het Handvest neergelegde recht op behoorlijk bestuur in het geval dat een lidstaat uitvoering geeft aan Unierechtelijke bepalingen.
Prejudiciële vragen:
1) Impliceert het begrip „betaling” als bedoeld in artikel 75, lid 1, van verordening nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat de naar aanleiding van een betalingsaanvraag ingeleide procedure is afgerond?
2) Heeft de daadwerkelijke ontvangst van het door de eigenaar van een landbouwbedrijf aangevraagde bedrag dezelfde betekenis als een positief besluit van het betaalorgaan op de aanvraag tot activering van betalingsrechten of houdt het niet ontvangen van geldbedragen bij publieke bekendmaking van betalingen voor de betrokken maatregel een afwijzing van de aangevraagde betalingsrechten in, wanneer de betrokkene niet ervan in kennis is gesteld dat de procedure door nieuwe controles wordt voortgezet?
3) Houdt de termijn als bedoeld in artikel 75, lid 1, van verordening nr. 1306/2013 in dat de lidstaten verplicht zijn om de toetsing aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden uit te voeren vóór het verstrijken van die termijn en kan die toetsing enkel in uitzonderingsgevallen worden voortgezet?
4) Vormt de niet-naleving van de termijn als bedoeld in artikel 75, lid 1, van verordening nr. 1306/2013 een stilzwijgende afwijzing van de betaling van steun, wanneer de eigenaar van een landbouwbedrijf niet ervan in kennis is gesteld dat aanvullende controles worden verricht en daarover geen enkel schriftelijk document bestaat?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: