C-171/11, Fra.bo SpA tegen Deutsche Vereinigung des Gas- und Wasserfaches eV (DVGW) – Technisch-Wissenschaftlicher Verein, arrest van 12 juli 2012

Contentverzamelaar

C-171/11, Fra.bo SpA tegen Deutsche Vereinigung des Gas- und Wasserfaches eV (DVGW) – Technisch-Wissenschaftlicher Verein, arrest van 12 juli 2012

Signaleringsfiche

Arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2012 in zaak C-171/11, Fra.bo SpA tegen Deutsche Vereinigung des Gas- und Wasserfaches eV (DVGW) – Technisch-Wissenschaftlicher Verein.

Betrokken departementen: EZ

Sleutelwoorden
Vrij verkeer van goederen – Maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen – Nationaal certificeringsproces – Vermoeden van overeenstemming met nationaal recht – Toepasselijkheid van artikel 34 VWEU (artikel 28 EG) op particuliere conformiteitsbeoordelingsinstantie

Beleidsrelevantie
Met deze uitspraak is duidelijkheid gegeven over de vraag of het verbod op kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking van artikel 34 VWEU van toepassing kan zijn op een privaatrechtelijke normerings- en certificeringsorganisatie. Dit is volgens het Hof het geval als de nationale wetgeving de door een dergelijke organisatie gecertificeerde producten als in overeenstemming met het nationale recht beschouwt en de verhandeling van producten die niet door deze organisatie zijn gecertificeerd, wordt bemoeilijkt.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
Fra.bo is een Italiaanse onderneming die onder meer handelt in koperfittingen. Zij dient bij de Deutsche Vereinigung des Gas- und Wasserfaches eV (DVGW) een aanvraag in voor certificering van een koperfitting. DVGW is een Duitse belangenvereniging ter bevordering van vakmanschap op het gebied van water en gas die tevens technische normen uitwerkt en op grond van het Duitse recht een geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingsinstantie is van de branche.  
DVGW verleent in november 2000 het certificaat voor een periode van vijf jaar dat in juni 2005 echter wordt ingetrokken omdat Fra.bo geen aanvraag doet tot aanvullende certificering naar aanleiding van een wijziging van de technische norm noch testresultaten overlegt waaruit blijkt dat aan de wijziging wordt voldaan. Fra.bo is van mening dat DVGW op deze manier de toegang tot de Duitse markt voor haar bemoeilijkt. Aan het Hof wordt de vraag voorgelegd of artikel 28 EG (thans 34 VWEU) van toepassing is op DVGW, een privaatrechtelijke vereniging.  
Het Hof stelt vast dat DVGW een privaatrechtelijke organisatie is zonder winstoogmerk. De Duitse overheid financiert DVGW niet en oefent geen belissende invloed uit op de normerings- en certificeringsactiviteiten van DVGW. Het Hof gaat na of de activiteit van DVGW, rekening houdend met het wet- en regelgevend kader dat geldt voor het uitoefenen van die activiteit, het vrije verkeer van goederen belemmert op dezelfde wijze als overheidsmaatregelen. Daarbij overweegt het Hof dat de Duitse wetgever heeft bepaald dat de door DVGW gecertificeerde producten in overeenstemming zijn met het nationale recht. DVGW is de enige organisatie die de koperfitting kan certificeren. Alhoewel er nog een andere werkwijze is dan certificering door DVGW is dit volgens het Hof na enig onderzoek geen haalbare werkwijze. Het ontbreken van certificering door DVGW betekent in praktijk dat de betrokken producten op de Duitse markt moeilijk verhandelbaar zijn. Dit drietal omstandigheden leidt er volgens het Hof toe dat DVGW de toegang tot de Duitse markt voor koperfittingen zoals in casu kan regelen. Het Hof concludeert dat artikel 28 EG (thans 34 VWEU) van toepassing is op de normerings- en certificeringsactiviteiten van een privaatrechtelijke organisatie wanneer de nationale wetgeving de door deze organisatie gecertificeerde producten als in overeenstemming met het nationale recht beschouwt en dit de verhandeling van de producten die door deze organisatie niet zijn gecertificeerd, bemoeilijkt.

Inventarisatie van de mogelijke effecten
Van belang is dat departementen er rekening mee houden dat het Unierecht zich kan uitstrekken tot privaatrechtelijke normerings- en certificeringsorganisaties, indien deze in de praktijk de toegang tot de relevante markt kunnen regelen. Dit moet worden betrokken bij wetgeving die bepaalt dat bij normering- en certificering door een (privaatrechtelijke) instantie een bewijsvermoeden bestaat dat deze producten aan bepaalde voorschriften voldoen. In combinatie met het ontbreken van alternatieven voor certificering door een dergelijke organisatie, kan dit er gelet op dit arrest toe leiden dat het vrij verkeer van goederen en het verbod op het beperken van dit verkeer op deze organisaties van toepassing is. Overigens is het ontbreken van winstoogmerk, overheidsfinanciering en beslissende overheidsinvloed hierbij geen relevante factoren.
Hoewel het Unierecht zich dus in bepaalde omstandigheden tot dergelijke privaatrechtelijke organisaties uitstrekt, blijft het uitgangspunt gelden dat deze vrij verkeerregels geen horizontale directe werking hebben. Anders dan de advocaat-generaal, heeft het Hof immers in dit arrest niet de horizontale directe werking van het vrij verkeer van goederen aangenomen, maar zich gericht op de vraag in hoeverre deze organisaties de toegang tot de markt reguleren.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt het fiche en het arrest ter kennisname aan de betrokken minister. Een vervolgfiche is niet nodig.

Klik hier voor het volledige dossier van het arrest.