C-172/25 Personal Sea Management
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 28 april 2025 Schriftelijke opmerkingen: 14 juni 2025
Trefwoorden: arbeidsovereenkomst, uitzendarbeid, ontslag, beginsel van gelijke behandeling
Onderwerp: Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid: art. 2 en art. 5(1). Deze zaak draait om een werknemer die via een uitzendbureau werkte voor een inlener. De inlener besloot geen gebruik meer te maken van de diensten van de werknemer, waarop het uitzendbureau de arbeidsovereenkomst beëindigde. De vraag is of de nationale praktijk, waarbij de inlener zonder motivering een werknemer kan ontslaan via het uitzendbureau, in strijd is met artikel 5, lid 1 (en artikel 2) van richtlijn 2008/104 betreffende uitzendarbeid en het beginsel van gelijke behandeling.
Prejudiciële vraag: Moet artikel 5, lid 1, juncto artikel 2 van richtlijn 2008/104 betreffende het beginsel van gelijke behandeling aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke de arbeidsovereenkomst van een werknemer van een uitzendbureau mag worden beëindigd op de grond dat de inlener besluit af te zien van de diensten van de werknemer, waarbij dit besluit van de inlener op geen enkele wijze hoeft te worden gemotiveerd en aan geen enkele formele voorwaarde is onderworpen en als zodanig voor het uitzendbureau voldoende grond voor ontslag vormt, terwijl de inlener aan wettelijke vereisten inzake de motivering van het ontslag en de formele voorwaarden van het ontslagbesluit zou moeten voldoen indien hij de werknemer zelf in dienst had genomen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-158/16; C-426/20; C-176/12 Association de médiation sociale; C-497/13; C-232/20 Daimler.
Specifiek beleidsterrein: SZW